Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
[naam verdachte].
Rechtbank Den Haag
Op 20 oktober 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting. De tenlastelegging betrof een incident op 4 november 2018, waarbij de voordeur van een woning in ’s-Gravenhage in brand zou zijn gestoken. De officier van justitie, mr. M.C. Stolk, had gevorderd tot bewezenverklaring van de brandstichting en een taakstraf van 240 uren, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. W.S. Korteling, pleitte voor vrijspraak.
Tijdens de zitting op 6 oktober 2020 werd het bewijs besproken. De rechtbank constateerde dat er geen concreet direct bewijs was dat de verdachte de brand had aangestoken. Hoewel er aanwijzingen waren, zoals getuigenverklaringen en tapgesprekken, ontbrak het aan sluitend bewijs. Camerabeelden toonden de brandstichting niet en er waren geen getuigen die de verdachte bij de brand hadden gezien. De verdachte ontkende betrokkenheid.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde brandstichting en werd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Deze uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.