Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Over de periode voor 25 juni 2020 beroept verweerder zich op overmacht. Daarbij merkt verweerder op dat de Awb niet voorziet in een bepaling die het een bestuursorgaan mogelijk maakt een dwangsom te verminderen of op te schorten vanwege een overmachtssituatie, maar bepleit verweerder een analoge toepassing van artikel 5:34, eerste lid van de Awb, op grond waarvan een bestuursorgaan aan een burger opgelegde verplichtingen kan opschorten in geval van blijvende of tijdelijke gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid om aan die verplichtingen te voldoen.
Verder stelt verweerder dat uit de wetsgeschiedenis bij de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 435, nr. 3, p. 24) blijkt dat de wetgever niet bedoeld heeft om dwangsommen toe te kennen daar waar het bestuursorgaan wegens overmacht niet in staat is om te beslissen, en dat uit bestendige Afdelingsjurisprudentie is af te leiden dat de toepassing van de dwangsommenregeling redelijk moet zijn.
De rechtbank verwijst in dit verband naar de Memorie van Toelichting bij de Wet dwangsom bij niet tijdig beslissen (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 435, nr. 3), waarin de regering het volgende heeft opgemerkt:
“De opschorting op grond van het tweede lid, onderdeel c, en het derde lid werkt pas als het bestuursorgaan daarvan mededeling gedaan. De mededeling moet voor het verstrijken van de beslistermijn worden verzonden. Doet een bestuursorgaan dat niet, dan is de beschikking niet tijdig gegeven en kan bezwaar of beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Indien een bestuursorgaan na afloop van de beslistermijn in gebreke wordt gesteld en binnen twee weken na de ingebrekestelling een mededeling van opschorting verzendt, is het bestuursorgaan te laat. De belanghebbende kan dan twee weken na de ingebrekestelling beroep instellen bij de rechtbank.
De mededeling van opschorting is een beschikking. Tegen de mededeling kan echter niet afzonderlijk bezwaar en beroep worden ingesteld, omdat het een voorbereidingshandeling betreft in de zin van artikel 6:3 Awb.”
€ 1.442,00.