ECLI:NL:RBDHA:2020:10427

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
NL 20.13415 en 20.13416
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van lesbische Oegandese vrouw wegens ongeloofwaardigheid van het relaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in het beroep van een Oegandese vrouw die asiel had aangevraagd in Nederland. De vrouw, die lesbisch is, vreesde voor haar leven in Oeganda vanwege haar seksuele geaardheid. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had haar aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de vrouw volgens de verweerder niet geloofwaardig was in haar verklaringen over haar seksuele gerichtheid en de problemen die zij als gevolg daarvan had ondervonden. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de vrouw op verschillende punten tegenstrijdige en bevreemdende verklaringen had afgelegd. Hoewel de rechtbank de identiteit en nationaliteit van de vrouw geloofwaardig achtte, oordeelde zij dat de seksuele gerichtheid en de problemen die zij stelde te hebben ondervonden niet geloofwaardig waren. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond was afgewezen. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank op het beroep had beslist. De rechtbank heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de vrouw tot een bedrag van € 1.575,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.13415 (beroep)
NL20.13416 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres en verzoekster, hierna te noemen: eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: [naam] ),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

ProcesverloopBij besluit van 28 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook is verzocht om een voorlopige voorziening die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Ten aanzien van het beroep
1. Eiseres is van Oegandese nationaliteit geboren op [geboortedatum] . Zij stelt in Oeganda te vrezen te hebben vanwege haar lesbische geaardheid. In 2005 is eiseres uitgehuwelijkt aan [naam] . Zij kreeg een relatie met [naam] , de dienstmeid. Op een avond is zij betrapt door [naam] . Hij heeft dit ook verteld aan de vader van eiseres. Eiseres werd vervolgens door mannen die [naam] in dienst had in de gaten gehouden en kon het huis niet verlaten. In maart 2011 wist zij alsnog uit het huis te ontsnappen. Daarna is eiseres bij haar oma gaan wonen. In 2015 vond de oma van eiseres werk voor haar bij een [omschrijving] . Daar ontmoette eiseres [naam] , waar zij later een relatie mee kreeg. Op 14 november 2017 vielen er mannen binnen in het huis van de oma, die op zoek waren naar eiseres omdat zij lesbisch was. Eiseres wist te ontvluchten maar haar oma werd mishandeld en overleed twee dagen later. Eiseres is naar [naam] gegaan en die heeft enige tijd later een woning voor eiseres gevonden. In juni 2018 ging eiseres met [naam] naar een begrafenis. Daar kwam zij haar vader tegen die haar bedreigde. [naam] werd in diezelfde periode door haar familie gedwongen om te trouwen met een man. [naam] heeft besloten om dat te doen maar heeft eerst eiseres geholpen om het land te verlaten.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres;
- De seksuele gerichtheid van eiseres;
- De problemen die eiseres stelt te hebben gehad als gevolg van haar seksuele gerichtheid.
3.1
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. De seksuele gerichtheid van eiseres en de problemen die zij als gevolg daarvan stelt te hebben gehad, heeft verweerder niet geloofwaardig geacht. Verweerder heeft eiseres tegengeworpen dat zij op verschillende punten wisselende, tegenstrijdige en bevreemdende verklaringen heeft afgelegd. Eiseres heeft dit gemotiveerd bestreden.
3.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht geoordeeld dat eiseres tegenstrijdige, wisselende en bevreemdende verklaringen heeft afgelegd. Verweerder heeft haar onder meer terecht tegengeworpen dat zij weinig kan vertellen over [naam] , dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over de frequentie van hun seksuele contact en over het moment dat zij is betrapt door haar echtgenoot en hoe dat is gebeurd. Ook heeft verweerder terecht opgemerkt dat zij ook over de relatie met [naam] weinig kan vertellen en dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over het einde van deze relatie. Verder heeft verweerder terecht gesteld dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over de inval bij haar oma en de manier waarop zij aan de mannen wist te ontvluchten. Verweerder heeft verder bevreemdend kunnen achten dat eiseres een [omschrijving] -profiel heeft met reacties op berichten van mannen op datingsites en datingaccounts.
4. Gelet op de genoemde tegenstrijdigheden, wisselende en bevreemdende verklaringen van eiseres, heeft verweerder het relaas van eiseres voor wat betreft haar seksuele gerichtheid en de problemen die zij stelt als gevolg daarvan te hebben ondervonden, niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
5.1
Dan rest nog de vraag of verweerder de aanvraag ook als kennelijk ongegrond kon afwijzen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de omstandigheden genoemd in artikel 30b, eerste lid, onder c en e, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 zich hier voordoen. Eiseres heeft dat gemotiveerd betwist.
5.2
De rechtbank oordeelt als volgt. Een aanvraag kan – kort gezegd – als kennelijk ongegrond worden afgewezen op grond van artikel 30b, eerste lid, onder c, van de Vw 2000 indien de vreemdeling verweerder heeft misleid door valse informatie of documenten over zijn identiteit of nationaliteit te verstrekken. Zoals door eiseres terecht is aangevoerd is daar in dit geval geen sprake van. Eiseres heeft weliswaar voorafgaand aan haar reis naar Nederland valse informatie verstrekt om een visum te kunnen verkrijgen, maar zij heeft in het kader van de asielprocedure geen valse informatie over haar identiteit en nationaliteit verstrekt. Deze grond kon haar niet worden tegengeworpen. Het bestreden besluit is in zoverre onvoldoende gemotiveerd en onzorgvuldig voorbereid.
5.3
De rechtbank ziet echter aanleiding om dit gebrek in het besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren. Verweerder heeft de aanvraag namelijk ook op grond van artikel 30b, eerste lid, onder e, van de Vw 2000 kennelijk ongegrond verklaard. Gelet op hetgeen hierboven is geconcludeerd over de tegenstrijdigheden in het relaas van eiseres, kan deze tegenwerping in rechte standhouden.
6. De conclusie is dat de aanvraag terecht is afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
7. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In deze zaak is geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, omdat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
8. Omdat aan het besluit een gebrek kleeft, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.575,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verzoek om een voorlopige voorziening,
1. punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer: NL20.13415,
- verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter,
in de zaak geregistreerd onder nummer: NL20.13416
- wijst het verzoek af.
De rechtbank/voorzieningenrechter,
in alle zaken,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.575,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, in aanwezigheid van L. Fernandez Ferreiro, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.