ECLI:NL:RBDHA:2020:10427
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van lesbische Oegandese vrouw wegens ongeloofwaardigheid van het relaas
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in het beroep van een Oegandese vrouw die asiel had aangevraagd in Nederland. De vrouw, die lesbisch is, vreesde voor haar leven in Oeganda vanwege haar seksuele geaardheid. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had haar aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de vrouw volgens de verweerder niet geloofwaardig was in haar verklaringen over haar seksuele gerichtheid en de problemen die zij als gevolg daarvan had ondervonden. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de vrouw op verschillende punten tegenstrijdige en bevreemdende verklaringen had afgelegd. Hoewel de rechtbank de identiteit en nationaliteit van de vrouw geloofwaardig achtte, oordeelde zij dat de seksuele gerichtheid en de problemen die zij stelde te hebben ondervonden niet geloofwaardig waren. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond was afgewezen. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank op het beroep had beslist. De rechtbank heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de vrouw tot een bedrag van € 1.575,-.