ECLI:NL:RBDHA:2020:10421

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
C/09/599672 / FA RK 20-6555
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie voor een cliënt met verstandelijke handicap en antisociale gedragsproblematiek

Op 1 oktober 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie voor een cliënt, geboren in 1991 in Afghanistan, die momenteel verblijft in een penitentiaire inrichting. Het verzoek tot machtiging werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 10 september 2020, met als doel de cliënt voor een periode van zes maanden op te nemen in een zorginstelling, zoals bedoeld in de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op dezelfde datum gehouden, waarbij de betrokken partijen telefonisch zijn gehoord vanwege de coronamaatregelen.

De psychiater heeft verklaard dat de cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap, wat leidt tot antisociaal gedrag en een verhoogd risico op gevaar voor zichzelf en anderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstig nadeel, waaronder normoverschrijdend gedrag en een verminderde gewetensfunctie, wat resulteert in wetsovertredingen. De cliënt heeft aangegeven dat hij wel begeleid wil wonen, maar niet in een psychiatrische instelling wil worden opgenomen. De advocaat van de cliënt heeft verweer gevoerd tegen de opname, verwijzend naar een eerdere uitspraak in een strafzaak waarin de noodzaak voor opname werd afgewezen.

De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat, gezien de huidige omstandigheden en de ernst van de situatie, opname in een accommodatie noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot verlenging, en heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is gegeven door rechter B. Martinez-Hammer, bijgestaan door griffier S.T. Viezee, en is uitgesproken in openbare zitting op 1 oktober 2020. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 16 oktober 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnummer: C/09/599672 / FA RK 20-6555
Datum beschikking: 01 oktober 2020

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf

Beschikkingnaar aanleiding van het op 10 september 2020 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[de man]

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] , Afghanistan,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. E.A.E.G.J. Libosan te 's-Gravenhage.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 10 september 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 14 februari 2017;
  • een aanvraag voor een rechterlijke machtiging aan het CIZ van 20 augustus 2020;
  • een op 20 augustus 2020 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige [arts (psychiater)] , die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was;
  • een verklaring van de zorgaanbieder van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 19 augustus 2020;
  • een zorgplan (behandelovereenkomst) van 2 juli 2020;
  • een afschrift van het proces-verbaal en de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 3 december 2019 opgelegde voorwaardelijke straf;
  • een afschrift van de beschikking d.d. 14 december 2019 van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de huidige curator is benoemd.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 01 oktober 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
  • cliënt;
  • de advocaat van cliënt;
  • de [psychiater] , in aanwezigheid van cliënt;
  • de curator, mevrouw [curator] van Bewindvoerderskantoor Kroezen B.V.

Standpunten

De psychiater heeft verklaard dat gezocht wordt naar een begeleide woonvorm waar cliënt na detentie kan verblijven en waar hij langdurig de zorg en structuur kan krijgen die hij nodig heeft. Het is met name van belang dat cliënt verblijft in een gestructureerde omgeving met duidelijke kaders en een vast aanspreekpunt. In verband met wachttijd is het waarschijnlijk dat cliënt eerst tijdelijk elders (klinisch) opgenomen moet worden in een Wzd-accommodatie, voordat hij naar de passende woonvorm toe kan. Voor beide accommodaties is een rechterlijke machtiging tot gedwongen verblijf en opname noodzakelijk, omdat sprake is van een patroon waarbij betrokkene snel ontregelt, gevaar veroorzaakt en in aanraking komt met justitie.
Cliënt heeft verklaard dat hij wel begeleid wil wonen, maar niet wil worden opgenomen in een psychiatrische instelling. Hij wil graag genieten van zijn vrijheid na zijn detentie en is bereid zijn leven te beteren binnen de begeleide woonvorm.
De advocaat heeft aangevoerd dat cliënt zich verweert tegen een klinische opname in een psychiatrische instelling. In dat verband is ook van belang dat de rechtbank bij de uitspraak in de strafzaak geen overwegingen heeft gewijd aan – en derhalve is voorbij gegaan aan – de mogelijkheid van een opname middels een rechterlijke machtiging, welk verweer destijds door de strafadvocaat van cliënt is gevoerd tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak. Er is dus sprake van een eerder rechterlijk oordeel waarbij de noodzaak voor een GGZ-opname is afgewezen. Subsidiair heeft de advocaat aangevoerd dat de rechterlijke machtiging voor maximaal zes maanden kan worden toegewezen, in plaats van de primair verzochte twee jaar, omdat het een eerste rechterlijke machtiging onder de Wzd betreft.
De curator onderschrijft de noodzaak voor het verzoek tot opname en heeft toegelicht op welke manier momenteel wordt gezocht naar een passende vervolgplek.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap, waar antisociale gedragsproblematiek uit voortvloeit. Tevens is er vermoedelijk sprake van autisme gerelateerde trekken (ongespecificeerde neurobiologische ontwikkelingsstoornis).
Deze verstandelijke handicap leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • maatschappelijke teloorgang;
  • de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
  • de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
De rechtbank overweegt daarbij dat uit de verstandelijke handicap voortvloeit dat cliënt bij oplopende spanning normoverschrijdend en antisociaal gedrag vertoont. Hierdoor is onder andere sprake van een verminderde gewetensfunctie, wat leidt tot wetsovertredingen (met name vermogensdelicten en brandstichting) waardoor cliënt zichzelf en anderen in gevaar brengt. Cliënt heeft moeite in het contact met anderen en heeft moeite om situaties adequaat in te schatten. Daarnaast is er sprake van grensoverschrijdend en hyper seksueel gedrag, dwanggedachten en automutilatie. Blijkens de medische verklaring komen de beperkingen en gedragingen primair voort uit de verstandelijke handicap van cliënt en is er sprake van een complexe en intensieve hulpvraag die daaruit voortvloeit.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de advocaat dat de rechtbank in de strafzaak zou hebben geoordeeld dat onvoldoende sprake was van ernstig nadeel waarvoor opname in een accommodatie noodzakelijk was. De rechtbank is kennelijk niet ingegaan op dat verweer van de advocaat bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak, nu daarover in de uitspraak niets is overwogen. Hieruit kan de rechtbank dan ook niet afleiden dat er destijds geen sprake was van ernstig nadeel. Bij de beoordeling van het onderhavige verzoek is evenwel op basis van de beschikbare stukken voldoende aannemelijk dat thans sprake is van ernstig nadeel dat voortvloeit uit de verstandelijke handicap.
De opname en het verblijf in een accommodatie zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
Daarbij overweegt de rechtbank dat begrijpelijk en onderbouwd is gemotiveerd dat cliënt onvoldoende in staat is om zelfstandig zijn leven in te richten en dat hij gestructureerde kaders en begeleiding nodig heeft om impulsief en gevaarlijk gedrag te voorkomen. In dat verband is van belang dat intensief gezocht wordt naar een passende accommodatie waar deze begeleiding geboden wordt, waar cliënt hopelijk snel terecht kan.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf in een accommodatie, in die zin dat zijn instemming onvoldoende consistent is. Op dit moment wil cliënt wel begeleid wonen, maar niet worden opgenomen. Er is evenwel nog geen passende vervolgplek gevonden, terwijl de detentieperiode van cliënt bijna afloopt. Daarnaast is voldoende en begrijpelijk gemotiveerd dat het van belang is om zicht te houden op en regie te houden over het verblijf van cliënt in een accommodatie om ernstig nadeel zoveel mogelijk te voorkomen, mede gelet op het frequente grensoverschrijdende (delict)gedrag.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie als bedoeld in de Wzd.
De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden, conform het bepaalde in artikel 39 van de Wzd, nu het een eerste rechterlijke machtiging betreft.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie ten aanzien van:

[de man]

geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] , Afghanistan,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 1 april 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Martinez-Hammer, rechter, bijgestaan door
mr. S.T. Viezee als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 01 oktober 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 oktober 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.