ECLI:NL:RBDHA:2020:10402

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
09/180342-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige overval op juwelierszaak met wederrechtelijke vrijheidsberoving

Op 19 oktober 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige overval op een juwelierszaak in 's-Gravenhage op 24 december 2019. De verdachte, die samen met een of meer anderen handelde, heeft tijdens de overval gouden sieraden, horloges en een geldbedrag weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de benadeelde partij, [slachtoffer 1], met geweld heeft bedreigd en wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden en heeft hem hoofdelijk veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 19.030,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de overval. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de rol van de verdachte in de overval meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft een blanco strafblad, maar de rechtbank oordeelt dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de materiële schade en immateriële schade heeft erkend, maar enkele vorderingen heeft afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/180342-20
Datum uitspraak: 19 oktober 2020
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 oktober 2020.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadvrouw mr. A. Petrescu, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. E.J. Huisman heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 19.030,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.
hij op of omstreeks 24 december 2019 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer gouden sieraden en/of één of meer horloges en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [slachtoffer 1] vast te pakken bij zijn voeten en/of aan zijn hoofd en/of gezicht, althans aan zijn
lichaam en/of
- die [slachtoffer 1] op te tillen naar een plek achterin de winkel en/of
- die [slachtoffer 1] zijn handen en/of voeten vast te tapen en/of
- de ketting van die [slachtoffer 1] (met kracht) van zijn nek te trekken/rukken en/of
- met die [slachtoffer 1] te worstelen, althans tegen en/of aan het lichaam van die [slachtoffer 1] te duwen en/of trekken en/of
- een envelop met geld uit de broekzak van die [slachtoffer 1] te pakken/rukken;
2.
hij op of omstreeks 24 december 2019 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door:
- die [slachtoffer 1] vast te pakken bij zijn voeten en/of aan zijn hoofd en/of gezicht, althans aan zijn lichaam en/of
- die [slachtoffer 1] op te tillen naar een plek achterin de winkel en/of
- die [slachtoffer 1] zijn handen en/of voeten vast te tapen en/of vast te binden en/of
- die [slachtoffer 1] vastgetaped en/of vastgebonden achter te laten in zijn winkel.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 24 december 2019 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, gouden sieraden en horloges en een geldbedrag,
dietoebehoorde
naan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
engemakkelijk te maken, door:
- die [slachtoffer 1] vast te pakken bij zijn voeten en zijn hoofd en
- die [slachtoffer 1] op te tillen naar een plek achterin de winkel en
- die [slachtoffer 1] zijn handen en voeten vast te tapen en
- de ketting van die [slachtoffer 1] met kracht van zijn nek te trekken en
- tegen en aan het lichaam van die [slachtoffer 1] te duwen en trekken en
- een envelop met geld uit de broekzak van die [slachtoffer 1] te pakken;
2.
hij op 24 december 2019 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door:
- die [slachtoffer 1] vast te pakken bij zijn voeten en zijn hoofd en
- die [slachtoffer 1] op te tillen naar een plek achterin de winkel en
- die [slachtoffer 1] zijn handen en voeten vast te tapen en
- die [slachtoffer 1] vast getape
tachter te laten in zijn winkel.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich tezamen met een medeverdachte schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval in Den Haag. De mannen zijn de [winkel] van het slachtoffer binnengegaan. Daar hebben zij het slachtoffer onverhoeds hardhandig vastgepakt en opgetild naar een plek achterin de winkel. De handen en de voeten van het slachtoffer zijn vast getapet en hij is daar vastgehouden, zodat zij een grote hoeveelheid gouden sieraden, horloges en een geldbedrag konden meenemen. Vervolgens zijn de verdachten er vandoor gegaan, terwijl zij het slachtoffer vast getapet achterlieten.
Een dergelijke overval en wederrechtelijke vrijheidsberoving zijn zeer ernstige feiten. Als strafverzwarende omstandigheid weegt de rechtbank mee dat de verdachte zijn rol kleiner probeert te maken dan deze daadwerkelijk is geweest. Bij de overval is het namelijk de verdachte die een gesprek met het slachtoffer aanknoopt, hem als eerst aanvalt en hij is degene die een rol tape heeft meegebracht. Hij heeft ook enige tijd boven op het slachtoffer gezeten, terwijl hij zijn benen vast tapete. Het slachtoffer heeft ter zitting beschreven wat de gevolgen van de diefstal en de vrijheidsberoving voor hem zijn, zowel voor zijn bedrijf als voor zijn psychische toestand. Hij durft niet meer alleen te zijn in zijn winkel en sluit deze dan zelfs af waardoor hij inkomsten en klanten verliest. Hij is gediagnosticeerd met PTSS en wordt daarvoor behandeld. Verder wordt in het nadeel van de verdachte meegewogen dat de overval op klaarlichte dag heeft plaatsgevonden, waardoor mensen hiervan getuige zijn geweest. Zodoende heeft hij niet alleen nadelige (psychische) gevolgen bij het slachtoffer veroorzaakt, maar ook in ernstige mate bijgedragen aan de onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de verdachte in Nederland een blanco strafblad heeft.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde diefstal met geweld in eendaadse samenloop is begaan met de wederrechtelijke vrijheidsberoving, omdat hier sprake is van één feitencomplex waarbinnen alle geweldshandelingen hebben plaatsgevonden en de verdachte daarvan in de kern één verwijt wordt gemaakt. De rechtbank houdt hier rekening mee bij de strafoplegging.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. De rechtbank bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis in Roemenië en in Nederland heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet al op een andere straf in mindering is gebracht.

De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 19.205,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 11.705,- materiële schade en € 7.500,- immateriële schade. De materiële schade bestaat uit € 7.500,- weggenomen cash geld, € 830,- ter vervanging van een vernielde bril, € 3.200,- voor een weggenomen ketting met kogel en € 175,- voor een weggenomen Seiko horloge.
Door de raadsman van de benadeelde partij, mr. M.D.A. Stam, is ter terechtzitting een bedrag van € 15.000,- aan immateriële schade genoemd, maar tegelijkertijd werd verzocht een bedrag van € 7.500,- toe te wijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. De rechtbank vat dit betoog zo op dat door de benadeelde partij thans een bedrag van € 7.500,- aan immateriële schade wordt gevorderd en zal haar beslissing dan ook beperken tot dit bedrag.
De vordering die ziet op de enveloppe met cash geld, de bril en de ketting met kogel is toewijsbaar. De verdachte heeft die schade weliswaar betwist, maar uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan genoegzaam worden vastgesteld dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden door het onder 1 bewezen verklaarde feit. De hoogte van de gevorderde bedragen is niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom de schadevergoeding ten aanzien van deze posten toewijzen zoals gevorderd.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen, omdat het wegnemen van het horloge van het merk Seiko, namens de verdachte gemotiveerd is betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. Het is naar het oordeel van de rechtbank onwaarschijnlijk dat de benadeelde partij in een later stadium nog een verdere onderbouwing zal kunnen verschaffen.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan verder worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. Gelet op hetgeen namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de vordering toewijzen. Namens de verdachte is de (hoogte van de) vordering ook niet betwist.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, de vordering toewijzen tot een bedrag van € 19.030,-, bestaande uit € 11.530,- aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade. Omdat de verdachte de bewezen verklaarde feiten samen met een ander heeft gepleegd, zal hij hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van de genoemde schadeposten.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 24 december 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

De schadevergoedingsmaatregel

Omdat de verdachte voor de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 19.030,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 december 2019 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [slachtoffer 1] .

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 55, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:

de eendaadse samenloop van:

ten aanzien van feit 1
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

en

ten aanzien van feit 2
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zowel in Nederland als in Roemenië, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 19.030,- en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag te betalen aan [slachtoffer 1] , vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 december 2019 tot aan de dag dat de vordering volledig is voldaan;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 19.030,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 december 2019 tot aan de dag waarop deze vordering volledig is voldaan, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 130 dagen, waarbij het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte of zijn mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke betaling van een eventueel aan de mededader opgelegde verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.A. Sturm, voorzitter,
mr. N.F.H. van Eijk, rechter,
mr. H.C.L. Vreugdenhil, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. J.A. Lockhorst en M.N.D. Snel, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 oktober 2020.