In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Poolse nationaliteit. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Eiser stelde dat het gehoor niet goed was verlopen, omdat hij zich niet op zijn gemak voelde en de gehoorambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met zijn gemoedstoestand en hoofdpijnklachten. Tijdens de zitting op 8 oktober 2020 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de gehoorambtenaar in eerste instantie niet onzorgvuldig had gehandeld, de specifieke omstandigheden van de zaak vereisten dat eiser een nieuw gehoor moest krijgen. De rechtbank vond het van belang dat eiser, die lijdt aan PTSS en chronische psychiatrische problematiek, niet doelbewust zijn gehoor had gesaboteerd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.050,-.