ECLI:NL:RBDHA:2020:10401

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
NL20.16258
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Poolse nationaliteit met betrekking tot de zorgvuldigheid van het gehoor

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Poolse nationaliteit. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Eiser stelde dat het gehoor niet goed was verlopen, omdat hij zich niet op zijn gemak voelde en de gehoorambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met zijn gemoedstoestand en hoofdpijnklachten. Tijdens de zitting op 8 oktober 2020 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de gehoorambtenaar in eerste instantie niet onzorgvuldig had gehandeld, de specifieke omstandigheden van de zaak vereisten dat eiser een nieuw gehoor moest krijgen. De rechtbank vond het van belang dat eiser, die lijdt aan PTSS en chronische psychiatrische problematiek, niet doelbewust zijn gehoor had gesaboteerd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.050,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.16258

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Waaijer).

ProcesverloopBij besluit van 1 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening met zaaknummer NL20.16259, plaatsgevonden op 8 oktober 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Poolse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
1.1
Eiser is eerder op 20 september 2010 ongewenst verklaard op grond van artikel 67, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Op 4 oktober 2013 heeft eiser op Schiphol een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Deze aanvraag heeft verweerder afgewezen vanwege de eerdere ongewenstverklaring.
1.2
Op 14 juli 2020 is eiser op grond van artikel 50 Vw staande gehouden. Op dezelfde datum heeft de politie van regionaal politiekorps Amsterdam eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw, in bewaring gesteld. Op 29 juli 2020 heeft eiser te kennen gegeven een asielaanvraag te willen indienen. Op 15 augustus 2020 is eiser in de gelegenheid gesteld om zijn asielaanvraag toe te lichten. Het gehoor is door de gehoorambtenaar vroegtijdig beëindigd nadat eiser tijdens het gehoor de gehoorkamer was uitgelopen. Op 17 augustus 2020 heeft verweerder een voornemen uitgebracht. Eiser heeft hier op 21 augustus 2020 reactie op gegeven. Op 1 september 2020 heeft verweerder de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, Vw.
2. Eiser voert aan dat het gehoor niet goed is verlopen. Hij heeft bij het gehoor onmiddellijk aangegeven dat hij zich niet op zijn gemak voelde. Het is van groot belang dat eiser zich tijdens het gehoor op zijn gemak zou hebben gevoeld, omdat de meest persoonlijke gebeurtenissen aan bod komen. De situatie gaf hem erg veel stress, omdat hij het idee had dat de bewakers (en anderen) hem konden horen. De gehoorambtenaar heeft tijdens het gehoor geen rekening gehouden met de gemoedstoestand van eiser. Verweerder stelt dat het voldoende is geweest om op te merken dat eiser zich in een veilige ruimte bevond en dat de bewakers hem niet konden horen. Dit stelde eiser echter niet genoeg gerust, mede omdat hij de bewakers gedurende het gehoor kon zien door de glazen deur. Eiser heeft dit meerdere malen expliciet aangegeven.
Verder heeft verweerder in het bestreden besluit ten onrechte gesteld dat niet is gebleken dat de gehoorambtenaar geen rekening zou hebben gehouden met de hoofdpijnklachten van eiser. Toen eiser aangaf dat hij enorme last had van hoofdpijn, stelde de gehoorambtenaar voor om vijftien minuten pauze te houden. Eiser gaf vervolgens aan dat hij meer tijd nodig had. De gehoorambtenaar heeft niet bepaald begripvol gereageerd en heeft geweigerd om een langere pauze in te lassen. Eiser heeft onvoldoende de gelegenheid gekregen om tot rust te komen om vervolgens het gehoor in goede omstandigheden te hervatten. Daarnaast is eiser weer teruggekomen om het gehoor voort te zetten toen hij voldoende rust had genomen en zich beter voelde. Eiser heeft op deze manier laten zien dat hij wel degelijk wilde meewerken met het gehoor. Verweerder heeft eiser daardoor ook niet in de gelegenheid gesteld om volledig te verklaren waarom niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Polen kan worden uitgegaan. Hij heeft tijdens het gehoor aangegeven dat hij Polen moest ontvluchten omdat hij biseksueel is. Hij werd zo hard geslagen dat hij hier snijwonden aan over heeft gehouden en meteen na aankomst in Nederland in het ziekenhuis behandeld moest worden. Tijdens het gehoor is hier op geen enkele manier door de gehoorambtenaar ingegaan en heeft eiser ook niet de mogelijkheid gekregen om erover uitgebreider te verklaren. Door het rommelige verloop, het onvoldoende rekening gehouden met eiser en met het dreigen met nadelige gevolgen, is de totstandkoming van het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel zoals neergelegd in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.1
Verweerder heeft in het bestreden besluit allereerst naar voren gebracht dat eiser via een video-verbinding is gehoord vanwege de maatregelen die zijn genomen door het corona-virus. Hierdoor wordt op een andere manier gehoord dan gebruikelijk, maar verloopt het gehoor verder zoals een gehoor normaal ook zou gaan. Dat eiser het onplezierig vond dat hij rechtstreeks zicht had op een aantal bewakers, hij ze kon horen en daarom ervan uitging dat de bewakers mee konden luisteren, maakt het ingenomen standpunt niet anders. Eiser is tijdens het gehoor immers erop gewezen dat gebruik is gemaakt van een beveiligde ruimte, wat betekent dat niemand mee kan luisteren, ook de bewakers op de gang niet. Bovendien heeft eiser uiteindelijk verklaard dat hij bereid is verder te gaan met het gehoor, en dat hij de tolk goed heeft kunnen verstaan en begrijpen. Derhalve valt niet in te zien dat eiser vanwege het telehoren in zijn belangen zou zijn geschaad, en dat hij zijn asielrelaas niet duidelijk voor het voetlicht zou kunnen brengen. Zoals reeds aan eiser is uitgelegd komt de keuze van eiser om niet langer mee te werken aan het gehoor en te zorgen voor frustratie, voor eigen rekening en risico. Eiser is tijdens het gehoor op deze consequenties gewezen, en heeft – door het weigeren om terug te keren naar de gehoorkamer – gesteld dat hij deze consequenties accepteert. Ten aanzien van de hoofdpijnklachten wordt overwogen dat eiser tijdens het gehoor de mogelijkheid is gegeven om langer dan een kwartier te rusten, en zijn medicatie in te nemen. Niet is gebleken dat de gehoorambtenaar geen rekening zou hebben gehouden met zijn klachten. Verder is eiser door de gehoorambtenaar wel degelijk in de gelegenheid gesteld om te verklaren over waarom er niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Polen kan worden uitgegaan. Het komt immers voor eigen rekening en risico van eiser om niet langer mee te werken aan het gehoor. Bovendien is eiser met de zienswijze in de gelegenheid gesteld om zijn problemen nader toe te lichten. Hiervan heeft hij geen gebruik gemaakt.
2.2
De rechtbank stelt voorop dat uit de weergave van het gehoor niet volgt dat de handelswijze van de gehoorambtenaar onzorgvuldig is geweest. De gehoorambtenaar heeft immers de situatie uitgelegd, meerdere malen herhaald dat eiser veilig is, dat en waarom hij zich in een veilige omgeving bevindt, een ruime pauze ingelast en eiser in de gelegenheid gesteld om medicatie in te nemen. De handelwijze tijdens het gehoor is daarom niet in strijd met artikel 3:2 Awb.
2.3
De rechtbank in dit specifieke geval echter van oordeel dat verweerder eiser nog een keer de mogelijkheid had moeten geven om te verklaren. Dit gelet op de feiten en omstandigheden zoals die uit het dossier naar voren komen. De stelling van eiser dat hij lijdt aan PTSS en chronische psychiatrische problematiek is aannemelijk geworden. Dit wordt bevestigd door het advies van MediFirst van 2 oktober 2013 uit de vorige procedure, en is door verweerder ook niet betwist. Bovendien herhaalt eiser tijdens het gehoor meermalen dat hij zich niet veilig voelt. Hoewel de gehoorambtenaar hem steeds en op een zorgvuldige wijze probeert gerust te stellen, is aannemelijk geworden dat dit niet is gelukt. De rechtbank acht het daarbij van groot belang dat het aannemelijk is geworden dat eiser niet doelbewust zijn gehoor heeft gesaboteerd. Gelet op het grote belang van een vreemdeling om over een asielaanvraag gehoord te worden, en de bijzondere aandacht die hieraan gelet op de Covid-19 crisis door verweerder dient te worden geschonken, slaagt deze beroepsgrond van eiser, die door de situatie werd overvallen en alleen in de ruimte zat met een tolk.
2.4
Hetgeen hiervoor is overwogen, weegt des te zwaarder in het licht van het feit dat de Europese Commissie ten aanzien van Polen gebruik heeft gemaakt van artikel 7, eerste lid, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) en in het licht van de recente ontwikkelingen ten aanzien van LHBT’s waar eiser in de gronden van beroep naar heeft verwezen in verschillende bronnen. Gelet hierop doet de stelling van verweerder dat eiser voldoende heeft kunnen verklaren nu Polen volgens verweerder als veilig EU-land wordt aangemerkt, in dit geval niet af aan het vorenstaande
.
3. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid vanmr. C.H. Gall, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.