ECLI:NL:RBDHA:2020:10398

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
09/842193-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door meermalen afvuren van scherpe munitie op de openbare weg

Op 19 oktober 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 15 mei 2019 in 's-Gravenhage, waarbij de verdachte meermalen met een vuurwapen in de richting van personen heeft geschoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de schutter was en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar. Tijdens de zittingen zijn verschillende getuigen gehoord en zijn er forensische bewijzen gepresenteerd, waaronder camerabeelden en verklaringen van getuigen die de verdachte hebben herkend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte opzettelijk heeft geschoten met de intentie om te doden, wat de kwalificatie van poging tot doodslag rechtvaardigt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en het strafblad van de verdachte, dat eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten bevatte. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, wat de rechtbank als strafverzwarend heeft meegewogen. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke impact van schietincidenten en de noodzaak van een stevige reactie vanuit de rechtspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842193-19
Datum uitspraak: 19 oktober 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 22 januari 2020, 15 april 2020, 13 juli 2020, 16 juli 2020 (steeds pro forma) en 5 oktober 2020 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.C. Stolk en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.J.M. Laurier naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 mei 2019 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer ] en/of één of meer onbekend gebleven personen van het leven te beroven, opzettelijk met een vuurwapen een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd op of in de richting van die [slachtoffer ] en/of onbekend gebleven persoon en/of personen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 15 mei 2019 rond 18:06 uur ontving de politie een melding dat er een schietpartij zou hebben plaatsgevonden op [locatie 1] en [locatie 2] te Den Haag. Ter plaatse werden diverse hulzen aangetroffen. Verder werd geconstateerd dat een ruit van een abri gedeeltelijk was verbrijzeld en werd in diezelfde abri een kogelgat aangetroffen. Diezelfde dag werd door [slachtoffer ] aangifte gedaan van poging tot doodslag, omdat hij geraakt was door een kogel. Uit zijn voet is een kogel verwijderd. Het schietincident is door een omstander gefilmd.
De verdachte wordt - kort gezegd - verweten dat hij zich op 15 mei 2019 schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, door een aantal kogels af te vuren op of in de richting van [slachtoffer ] en/of een of meer onbekend gebleven personen. De verdachte heeft ter terechtzitting van 5 oktober 2020 verklaard niets te weten van de schietpartij.
De vraag die de rechtbank heeft te beantwoorden is - in essentie - of de verdachte de schutter is geweest tijdens voornoemd schietincident.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal de rechtbank hierna - voor zover relevant - nader ingaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde feit. Op specifieke (bewijs)verweren van de verdediging zal de rechtbank hierna - voor zover relevant - nader ingaan.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Beelden schietincident
De politie heeft op 16 mei 2019 beelden van het schietincident ontvangen. Het betreft een filmpje, gemaakt met een mobiele telefoon op 15 mei 2019 omstreeks 18:00 uur vanaf een hoger gelegen punt op [locatie 1] en [locatie 2] in Den Haag. De politie heeft beschreven dat op het filmpje (onder meer) het volgende is te zien:
  • Twee donker getinte mannen, aangeduid als NN1 en NN2, worden door twee andere mannen de stoep op geduwd, terwijl om hen heen nog vijf andere mannen staan.
  • NN1 krijgt een krachtige duw naar achteren, waarna zowel NN1 als NN2 een stap naar achteren doen.
  • NN1 slaat vervolgens in het gezicht van de man die hem duwde, waarna tussen deze twee mannen een vechtpartij ontstaat. NN2 verdwijnt op dat moment uit beeld.
  • Er klinkt een droge knal, waarna NN2 weer in beeld komt. Hij heeft zijn rechterarm uitgestrekt in de richting van de groep mannen. In zijn hand heeft hij een klein, zwart voorwerp met een dun uiteinde. Kennelijk is dit een pistool.
  • Er klinken in totaal negen schoten, waarbij op de momenten dat NN2 zichtbaar is er een rookpluim uit dat vuurwapen komt.
  • NN2, de schutter, rent [locatie 1] in terwijl hij zijn rechterarm achter zijn rug uitstrekt naar [locatie 2] . Terwijl hij zo rent, met zijn gezicht richting [locatie 2] , lost hij nog een paar schoten. Hij rent daarna vanuit [locatie 1] via [locatie 2] richting [locatie 3] .
  • NN2 draagt een zwart trainingspak met daaronder een zwart T-shirt. Op de linker broekspijp is een witte rechthoek zichtbaar en op de borst is een groot, wit logo zichtbaar.
Beelden directe omgeving schietincident
Naar aanleiding van voorgaande heeft de politie de beelden van beveiligingscamera’s in de directe omgeving van het schietincident gevorderd. De beveiligingscamera van [Onderneming 1] is gericht op [locatie 3] . Uit de beelden van [Onderneming 1] van 15 mei 2019, welke de daadwerkelijke tijd weergeven, volgt onder meer het volgende:
  • Om 17:54:44 uur loopt een donker getinte man (hier door de politie aangeduid als NN1), in gezelschap van een andere, licht getinte man (hier door de politie aangeduid als NN2), door het beeld van de camera richting [locatie 4] . NN1 draagt een zwarte trainingsbroek met op de linker broekspijp in witte letters ‘Nike’, een zwarte hoodie met op de borst eveneens in witte letters ‘Nike’ en een donkerkleurige jas.
  • Om 17:55:14 uur loopt een derde man (NN3) door het beeld, eveneens in de richting van [locatie 4] .
  • Om 17:59:28 uur lopen deze drie mannen gezamenlijk door het beeld. Zij komen uit de richting van [locatie 4] en lopen in de richting van [locatie 3] .
  • Om 18:13:39 uur komt NN1 met een vierde man (NN4) in beeld. Zij komen uit de richting van [locatie 3] en lopen in de richting van [locatie 4] .
De verbalisant heeft ter vergelijking screenshots gemaakt van de beelden van [Onderneming 1] en de beelden van het schietincident, waarna hij heeft geconcludeerd NN1, NN2 en NN3 aan de hand van uiterlijke kenmerken en kleding te herkennen als bij het schietincident betrokken personen. [3]
[Onderneming 2] , gevestigd aan [locatie 4] en daarmee eveneens in de directe omgeving van het schietincident, heeft ook beelden van verschillende beveiligingscamera’s verstrekt. De verbalisant heeft gerelateerd dat NN1 - de donker getinte man in het zwarte trainingspak voorzien van de tekst ‘Nike’ in witte letters - ook op deze beelden in gezelschap van de eerder genoemde NN2 en NN3 is. De verbalisant heeft voorts gerelateerd dat NN1 zich om 18:14:50 uur bij NN4 voegt, waarna zij samen over [locatie 3] richting [locatie 6] lopen. [4]
Ook op de beelden van [Onderneming 3] , gevestigd op de hoek van [locatie 3] met [locatie 2] en [locatie 5] , is NN1 meermalen in beeld samen met (onder meer) NN2 en NN3. [5]
Tussenconclusie: NN1 is de schutter
Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat het signalement van de persoon die op de camerabeelden van [Onderneming 1] , [Onderneming 2] en [Onderneming 3] door de politie NN1 wordt genoemd, overeenkomt met het signalement van de schutter op de camerabeelden van het schietincident (en daar NN2 wordt genoemd). Steeds is dezelfde, kenmerkende kleding duidelijk zichtbaar: de donker getinte man draagt een zwarte trainingsbroek voorzien van de tekst ‘Nike’ in opvallend grote witte letters en een zwarte hoodie voorzien van dezelfde witte letters met de tekst ‘Nike’. Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank verder af dat NN1 zowel kort voor als na het tijdstip van de schietpartij in de directe omgeving van de plaats delict geplaatst kan worden. Hij is daarbij steeds in gezelschap van dezelfde personen, die bovendien ook worden herkend op de beelden van het schietincident. De rechtbank is op grond van voorgaande van oordeel dat NN1 moet worden aangemerkt als de schutter die op de beelden van het incident te zien is en daar wordt aangeduid als NN2.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de gedragingen van de schutter gekwalificeerd kunnen worden als poging tot doodslag.
Aangetroffen hulzen
Voor de beoordeling van de handelingen van de schutter dient allereerst te worden vastgesteld of de schutter met scherpe munitie heeft geschoten. Uit het forensisch sporenonderzoek is gebleken dat op de plaats delict verschillende munitiedelen zijn aangetroffen, zowel hulzen van scherpe munitie als van knalpatronen.
Op de navolgende locaties werd door de forensische opsporing verschoten scherpe munitie aangetroffen.
  • Op [locatie 2] en [locatie 1] is een verschoten 9 mm huls ‘Geco’ aangetroffen. Daarnaast zijn aldaar een tweetal verschoten 9 mm hulzen ‘TC AF’ aangetroffen. De afstand tussen deze twee laatstgenoemde hulzen bedroeg ongeveer 1 meter.
  • Op het trottoir aan [locatie 1] , iets ten zuidoosten van het kruisingsvlak, werden een tweetal verschoten 9 mm hulzen ‘Geco’ aangetroffen. De onderlinge afstand tussen deze hulzen bedroeg ongeveer 3 meter.
  • In het wegdek aan de noordzijde van [locatie 1] , iets ten zuidoosten van het kruisingsvlak, bevond zich een straatkolk. Na het leegpompen van deze straatkolk werden twee verschoten 9 mm hulzen ‘Geco’ aangetroffen, een verschoten 9 mm huls -‘TC AF’.
Op onder meer de navolgende locaties werd door de forensische opsporing verschoten knalpatronen aangetroffen.
  • Op het trottoir van [locatie 2] iets ten noordoosten van het [locatie 1] werden een tweetal verschoten P.A.K. 9 mm knalpatronen aangetroffen.
  • Op de rand van [locatie 2] met [locatie 1] werd een verschoten P.A.K. 9 mm knalpatronen aangetroffen.
De forensische opsporing heeft geconcludeerd dat er - nu twee verschillende typen hulzen zijn aangetroffen - zeer waarschijnlijk ter plaatse twee verschillende vuurwapens zijn afgevuurd. [6]
Looproute schutter
De politie heeft vervolgens - aan de hand van de beelden van het schietincident en de resultaten van het forensisch onderzoek - een overzicht gemaakt van de aangetroffen hulzen en de looproute van de schutter. Hieruit is gebleken dat de schutter, gezien vanuit [locatie 2] , al schietend [locatie 1] in loopt. De schutter schiet in de richting van [locatie 2] . Op en rondom de plaatsen waar de schutter heeft gelopen en geschoten, zijn verschoten 9 mm ‘TC AF’ en ‘Geco’ hulzen aangetroffen. Gelet op voorgaande wordt door de politie geconcludeerd dat, nu uit de beelden blijkt dat alleen de schutter deze route heeft gelopen, het zeer aannemelijk is dat de schutter voornoemde 9 mm patronen heeft verschoten. [7]
Tussenconclusie: poging tot doodslag
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de schutter meermalen scherpe munitie heeft afgevuurd. Dat gebeurde op zeer korte afstand en in de richting van personen. Deze handelwijze van de schutter moet naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het doden van die personen, dat het niet anders kan worden uitgelegd dan dat de schutter daar opzet toe heeft gehad. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gedragingen van de schutter gekwalificeerd kunnen worden als poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
De rechtbank ziet zich ten slotte voor de vraag gesteld of de verdachte de persoon is die zij als de schutter heeft aangemerkt. Bij de beantwoording van die vraag neemt zij het volgende in aanmerking.
a. Verklaringen getuigen
[getuige] heeft verklaard dat hij zag dat een jongen een aantal keer om zich heen schoot met een pistool. Hij beschreef deze jongen als volgt: donker getint, stevig/fors postuur, kort kroeshaar. [8] Een onbekend gebleven getuige heeft verklaard dat zijn buurman had gezien dat een [jongen] een wapen trok een aantal malen schoot. Die [jongen] woont op [locatie 3] . [9] De verdachte heeft verklaard dat hij nog thuis woont [10] en uit zijn ID-staat blijkt dat hij stond ingeschreven op [locatie 3] in Den Haag.
b. Herkenning van de verdachte door het NFI
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft naar aanleiding van de camerabeelden van [Onderneming 1] onderzoek verricht naar verschillende gezichtsbeelden. Uit dit onderzoek blijkt dat twee (van de drie) onderzoekers van het NFI oordelen dat de bevindingen van het onderzoek
waarschijnlijker(10 tot 100 keer) zijn als de persoon afgebeeld in de betwiste beelden wel dezelfde persoon is als de verdachte, dan wanneer dat niet zo is. [11]
De verdediging heeft op dit punt aangevoerd dat in het genoemde NFI-onderzoek de aanname is gemaakt dat geen naaste bloedverwant in aanmerking komt als verdachte of dader, terwijl ook twee broers van de verdachte ( [broer 1] en [broer 2] ) een rol hebben gespeeld in het onderzoek. Daardoor is het gezichtsbeeldenonderzoek niet bruikbaar als bewijsmiddel.
De rechtbank oordeelt anders. Het NFI heeft op basis van voorlopige waarnemingen van aangeleverde politiefoto’s van [broer 1] en [broer 2] , die op 15 mei 2019 van hen zijn genomen, het volgende vastgesteld: (i) het haar van beide broers is langer dan het haar van de schutter en (ii) het postuur van [broer 1] is slanker dan dat van de schutter. Vervolgens concludeert het NFI dat het onmogelijk lijkt dat het kapsel en postuur van [broer 1] dermate zijn veranderd dat het dezelfde persoon zou betreffen als de schutter. Ten aanzien van [broer 2] lijkt minder waarschijnlijk dat zijn kapsel dermate is veranderd dat het dezelfde persoon zou betreffen. [12] Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de genoemde aanname in het onderzoek de bewijskracht van de herkenning niet beperkt en dat het genoemde onderzoek bruikbaar is als bewijsmiddel.
c. Eerder aangehouden met dezelfde kleding
De kleding die de schutter droeg komt overeen met de kleding die de verdachte droeg gedurende een verkeerscontrole enkele weken voor het incident, op 25 april 2019. [13]
d. Anonieme brief en waargenomen letsel
Op 22 mei 2019 is op het politiebureau een anonieme brief met betrekking tot het schietincident afgeleverd, inhoudende dat een [jongen] geslagen zou zijn door [jongens] , dat er eerst een nepwapen (blaffer) getrokken zou zijn door een van die [jongens] en dat daarna geschoten zou zijn door de broer van de [jongen] . [14]
Op 15 mei 2019 omstreeks 18:42 uur is [broer 2] als verdachte aangehouden. [15] Later die avond is door een verbalisant gerelateerd dat [broer 2] een snee had boven zijn rechter oor, een snee boven zijn rechter slaap en een rode plek onder zijn linker oog. [broer 2] heeft bij constatering van dit letsel verklaard dat hij licht in zijn hoofd was en dat hij bloed in zijn gezicht had. [16]
Eindconclusie: de verdachte was de schutter
De rechtbank stelt op basis van de hierboven genoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte de schutter was. Hij is herkend door buurtbewoners en door het NFI en het scenario dat werd genoemd in de anonieme brief past daar ook bij. Die brief vindt bovendien steun in de bevindingen van het forensisch sporenonderzoek, het geconstateerde letsel bij [broer 2] en - in het bijzonder - de beelden van het schietincident. Uit de beelden van het schietincident blijkt immers dat de twee donker getinte mannen, NN1 en NN2, bij elkaar horen en dat NN2 (zoals hij op deze beelden is aangeduid), de latere schutter, niet betrokken is geweest bij de ontstane vechtpartij.
De rechtbank is, met inachtneming van al hetgeen zij eerder heeft overwogen en op grond van voorgaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat de verdachte op 15 mei 2019 de ten laste gelegde poging tot doodslag heeft begaan.
Gedeeltelijke vrijspraak
Dat de poging tot doodslag zich (mede) op [slachtoffer ] heeft gericht blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende uit het dossier. Omdat onvoldoende duidelijk is gebleven waar [slachtoffer ] zich precies bevond op het moment dat er geschoten werd en er geen nader onderzoek is verricht naar de kogelpunt die uit zijn linker voet is verwijderd, kan niet worden vastgesteld dat dit een kogel betreft die door de verdachte is afgevuurd. Tegelijkertijd zijn er, zoals de officier van justitie heeft uiteengezet, aanwijzingen in het dossier dat tijdens het incident ook door anderen is geschoten. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de onderdelen in de tenlastelegging die zien op [slachtoffer ] .
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
hij op 15 mei 2019 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk één of meer onbekend gebleven personen van het leven te beroven, opzettelijk met een vuurwapen een aantal kogels heeft afgevuurd op of in de richting van die onbekend gebleven personen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat, nu zij vrijspraak heeft bepleit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Hij heeft op klaarlichte dag, om een ogenschijnlijk geringe aanleiding, meermalen in het wilde weg in de richting van diverse personen geschoten met een vuurwapen. Het incident vond plaats midden in een woonwijk, tegenover een basisschool, en op straat waren op dat moment meerdere personen aanwezig. De verdachte heeft met zijn handelen welbewust een groot en onaanvaardbaar gevaar voor anderen in het leven geroepen. Een delict als het onderhavige veroorzaakt veel maatschappelijke onrust en leidt tot een toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan, te meer nu hij er op geen enkele wijze blijk van heeft gegeven verantwoordelijkheid te nemen voor het door hem gepleegde strafbare feit. Daarbij weegt de rechtbank de laconieke wijze waarop de verdachte met een vuurwapen is omgegaan, in strafverzwarende zin mee.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 4 september 2020, waaruit volgt dat de verdachte in het verleden is veroordeeld voor het plegen van een Opiumwetdelict en mishandeling.
De straf
Gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank acht het van belang dat uit het oogpunt van zowel generale als speciale preventie een duidelijk en krachtig signaal wordt afgegeven dat schietincidenten als deze niet worden geaccepteerd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven jaar passend en geboden is.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.F.H. van Eijk, voorzitter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
mr. H.C.L. Vreugdenhil, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. J.A. Lockhorst en M.N.D. Snel, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 oktober 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal in het onderzoek Baccarat met het nummer PL1500-2019131298, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag - Centrum, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 496).
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 34-36, met bijlage, p. 37-39.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 49-50, met bijlage, p. 51-57.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 247-250, met bijlage, p. 251-265.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 267-269, met bijlage p. 270-279.
6.Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, p. 193-198, met bijlage, p. 199-236.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 237-238, met bijlage p. 239-246.
8.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 88.
9.Proces-verbaal getuige, p. 95.
10.Proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris op 11 oktober 2019.
11.Een geschrift, te weten een rapportage van het NFI d.d. 6 juli 2020, zaaknummer 2019.06.27.118 (aanvraag 005), p. 446-453.
12.Een geschrift, te weten een rapportage van het NFI d.d. 26 augustus 2020, zaaknummer 2019.06.27.118 (aanvraag 007), ongenummerd, los opgenomen.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 357-358.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 280, met bijlage, p. 281.
15.Proces-verbaal van aanhouding [broer 2] , p. 108.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 129.