ECLI:NL:RBDHA:2020:10390

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
16 oktober 2020
Zaaknummer
C/09/599468 / FA RK 20-6437
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op grond van de Wet zorg en dwang met betrekking tot multiproblematiek en zorgbehoefte

Op 25 september 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging voor de duur van zes maanden, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 28 augustus 2020. Dit verzoek betreft een cliënt, geboren in 1977, die momenteel verblijft in een zorgaccommodatie. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een indicatiebesluit en een medische verklaring van een psychiater, die de cliënt kort voor de aanvraag heeft onderzocht. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de huisarts, gedragsdeskundige, en de advocaat van de cliënt. De advocaat heeft verweer gevoerd tegen de machtiging, stellende dat de medische verklaring verouderd is en dat er geen sprake is van een stoornis of ernstig nadeel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een verstandelijke beperking en een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel omvat onder andere onveiligheid voor de cliënt zelf en voor anderen, alsook gedragsproblemen die de veiligheid in de omgeving bedreigen. De rechtbank oordeelt dat de opname en het verblijf in de accommodatie noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn en dat de cliënt zich verzet tegen de zorgverlening, wat de noodzaak voor de machtiging onderstreept.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de rechterlijke machtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 25 maart 2021, en benadrukt dat de cliënt in een vertrouwde omgeving moet blijven om de benodigde zorg te ontvangen. De beschikking is gegeven door mr. B. Martinez-Hammer, rechter, en is vastgesteld op 9 oktober 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.:
C/09/599468 / FA RK 20-6437
Datum beschikking: 25 september 2020

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf

Beschikkingnaar aanleiding van het op 28 augustus 2020 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[de vrouw] ,
hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. N.C.E.C. Luns te Almere.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 28 augustus 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van
4 augustus 2020;
- een aanvraag voor een rechterlijke machtiging aan het CIZ van 7 augustus 2020;
- een op 2 augustus 2020 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige [arts] , die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was;
- een verklaring van de zorgaanbieder [verblijfplaats] van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 12 juli 2020;
- een zorgplan van 27 maart 2020;
- een afschrift van de beschikking waarbij mentorschap is ingesteld en een afschrift van de beschikking waarbij een mentor is benoemd.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 25 september 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- cliënt;
- de advocaat;
- de [waarnemend huisarts] ;
- de [gedragsdeskundige] ;
- de [persoonlijk begeleider] ;
- de [mentor]

Standpunten ter zitting

De huisarts heeft naar voren gebracht dat men na de afwijzing van de rechtbank op het verzoek tot een rechterlijke machtiging in juni jongstleden, is doorgegaan met het vormgeven van het stappenplan. Er zijn basisafspraken gemaakt in overleg met cliënt, maar zij heeft zich herhaaldelijk niet aan deze afspraken gehouden. Zodoende lukt het niet om de veiligheid van cliënt te waarborgen en wordt met het stappenplan niet het gewenste effect bereikt. De vrijwilligheid van cliënt om hier te zijn rijmt niet met haar gedrag. Er is ook sprake van psychiatrische problematiek bij cliënt, maar het ernstig nadeel komt voort uit haar verstandelijke beperking en kwetsbaarheid. Het is in het belang van cliënt dat zij bij [verblijfplaats] kan blijven.
De gedragsdeskundige heeft naar voren gebracht dat cliënt zich onttrekt aan de zorg en begeleiding en er sprake is van drugsgebruik. Zo was cliënt tijdens de vorige zitting ook onder invloed. Het ernstig nadeel is nog steeds aanwezig. Er is sprake van een toename van onveiligheid in de omgeving vanwege buurtbewoners die hebben aangegeven klaar te zijn met het gedrag van cliënt. De gedragsdeskundige heeft berichten onder ogen gekregen die aanzetten tot geweld jegens cliënt. Het is van groot belang dat zij daartegen in bescherming wordt genomen en haar veiligheid middels een rechterlijke machtiging kan worden gewaarborgd. Het psychiatrische toestandsbeeld van cliënt is bovendien verslechterd. Zij heeft paranoïde gedachten en voert conversaties met denkbeeldige personen. Echter wordt zorg in het kader van de Wzd noodzakelijk geacht gelet op haar verstandelijke beperking. De psychiatrische problematiek kan behandeld worden in de setting waarin zij nu verblijft.
Door en namens cliënt is verzocht het verzoek af te wijzen. Cliënt stelt zich op het standpunt dat een rechterlijke machtiging niet nodig is en dat er onwaarheden in het verzoek en in de medische verklaring staan. Zij houdt zich aan de afspraken, neemt haar medicatie in en laat weten waar zij is wanneer zij buiten de accommodatie verblijft. Cliënt heeft eenmalig drugs gebruikt in een opwelling vanwege een emotionele dag. De advocaat heeft bepleit dat het verzoek dient te worden afgewezen nu het verzoek te laat is behandeld en de rechtbank niet heeft voldaan aan de uiterste beslistermijn. Daarnaast is de medische verklaring verouderd en voldoet deze derhalve niet aan artikel 26 van de Wzd. De medische verklaring is op
2 augustus 2020 opgesteld en het CIZ heeft het verzoek pas op 28 augustus 2020 ingediend. Ook dit dient te leiden tot afwijzing van het verzoek. Subsidiair heeft de advocaat bepleit dat er geen sprake is van een stoornis en er inmiddels ook geen sprake meer is van ernstig nadeel. In het dossier komt naar voren dat cliënt onrust zou hebben veroorzaakt, maar dit ziet op gebeurtenissen uit juni en juli en is zodoende niet meer recent. Cliënt geeft nadrukkelijk aan dat zij zich aan de afspraken wil houden en zij haar jarenlange verblijf vrijwillig wil voortzetten. Het drugsgebruik van cliënt heeft slechtst eenmaal plaatsgevonden en er is geen sprake van recente incidenten. Ten aanzien van de opmerking dat cliënt tijdens de vorige zitting onder invloed zou zijn geweest, merkt de advocaat op dat dit niet uit de stukken blijkt en evenmin wordt onderbouwd door de gedragsdeskundige. Bovendien heeft de advocaat dit tijdens de vorige zitting zelf ook niet waargenomen. Tot slot geeft de advocaat aan dat het opmerkelijk is dat men ter zitting wisselend antwoord geeft op de vraag van de rechtbank welke stoornis op de voorgrond staat, de psychiatrische stoornis of de verstandelijke beperking. Het verzoek voldoet niet aan de wettelijke vereisten en dient om die reden te worden afgewezen.
De mentor heeft naar voren gebracht dat cliënt meermaals aangeeft uit de accommodatie weg te willen omdat zij zich niet thuis voelt en vrijheid wil.

Beoordeling

De rechtbank stelt voorop dat de behandeling van het verzoek tot een rechterlijke machtiging plaatsvindt na de in artikel 39 van de Wzd genoemde beslistermijn. De wet verbindt echter geen sanctie aan het niet tijdig beslissen door de rechtbank op het verzoek. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het CIZ ontvankelijk is in het verzoek.
De rechtbank stelt vast dat de medische verklaring is opgesteld door de psychiater op
2 augustus 2020. Anders dan de advocaat heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat deze verklaring voldoende actueel is en voldoet aan de wettelijke vereisten. Daarbij is in aanmerking genomen dat ter zitting is gebleken dat de actuele situatie en gezondheidstoestand van cliënt nog overeenkomt met de situatie zoals deze was ten tijde van het opstellen van de medische verklaring. Op basis van de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht over de actuele situatie ten aanzien van de verstandelijke handicap gepaard gaande met een psychische stoornis van cliënt en het ernstig nadeel dat daaruit voortvloeit.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap gepaard gaande met een psychische stoornis, te weten een verstandelijke beperking en een stoornis in het gebruik van middelen.
Deze verstandelijke handicap gepaard gaande met een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige materiële schade;
- ernstige immateriële schade;
- ernstige financiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van de cliënt of een ander;
- bedreiging van de veiligheid van de cliënt al dan niet doordat zij onder invloed van een ander raakt;
- de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat cliënt zichzelf in onveiligheid brengt door zich veelvuldig niet te houden aan de basisafspraken in het stappenplan. Zo hebben winkeliers in het dorp geklaagd over het gedrag van cliënt, wordt zij bedreigd door derden en zijn er dreigende uitspraken gedaan op social media die aanzetten tot geweld richting cliënt. Ook heeft zij een gebiedsverbod gekregen voor het terrein van de GGZ en heeft de gemeente ook een gebiedsverbod overwogen. De politie en de burgemeester hebben veelvuldig zorgen uitgesproken over de overlast die cliënt veroorzaakt. Regelmatig komen er bij de politie meldingen binnen dat cliënt mensen op het terrein of daarbuiten heeft lastiggevallen door geld af te dwingen of hen te bedreigen. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat zij seksuele diensten aanbiedt voor geld en drugs. Door haar verstandelijke beperking is cliënt makkelijk beïnvloedbaar en niet in staat om weloverwogen keuzes te maken en de consequenties van haar handelen te overzien.
De opname en het verblijf in een accommodatie zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Gebleken is dat cliënt zich de afgelopen periode niet heeft gehouden aan de basisafspraken in het stappenplan waardoor middels dit stappenplan geen positief effect kan worden bereikt en de veiligheid van cliënt niet kan worden gewaarborgd.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf in een accommodatie. Hoewel cliënt aangeeft haar verblijf in de accommodatie vrijwillig voort te willen zetten, vertoont zij actief verzet door zich niet te houden aan de basisafspraken in het stappenplan die in overeenstemming met haar zijn opgesteld. Daarnaast onttrekt zij zich met regelmaat aan de begeleiding en zorg door de accommodatie, tegen de afspraken in, te verlaten en weg te blijven. Gelet hierop verzet cliënt zich zodanig tegen de zorgverlening, dat het leveren van cliëntgerichte zorg feitelijk niet mogelijk is. Dit verzet wordt daarom tevens aangemerkt als verzet tegen opname en voortzetting van het verblijf.
De rechtbank constateert dat er in het geval van cliënt sprake is van multiproblematiek nu sprake is van een verstandelijke beperking en een psychische stoornis. Ter zitting is gebleken dat het ernstig nadeel met name voortkomt uit de verstandelijke beperking van cliënt. Vanwege haar kwetsbaarheid maakt cliënt verkeerde keuzes en overziet zij de gevolgen van haar handelen niet. Bovendien heeft de gedragsdeskundige ter zitting aangegeven dat cliënt allereerst zorg nodig heeft gericht op haar verstandelijke beperking. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de verstandelijke beperking van cliënt op de voorgrond staat en de zorgbehoefte bepaalt. Nu cliënt al meer dan tien jaar vrijwillig bij [verblijfplaats] verblijft, acht de rechtbank het van belang dat haar verblijf bij [verblijfplaats] wordt gecontinueerd zodat cliënt zorg kan ontvangen in een vertrouwde omgeving. De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat de Wzd van toepassing is.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie ten aanzien van:
[de vrouw] ,
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 25 maart 2021.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Martinez-Hammer, rechter, bijgestaan door
M.M. Leurs als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 september 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 oktober 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.