Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen
[eiser] ,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
mr. T. Pourjalili, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 september 2020 uitspraak gedaan in een beroep van een eiser van Senegalese nationaliteit tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het primaire besluit, genomen op 18 september 2019, stelde vast dat het verblijfsrecht van de eiser als gemeenschapsonderdaan was geëindigd. Het bezwaar tegen dit besluit werd ongegrond verklaard in een bestreden besluit van 16 januari 2020. De rechtbank ontving het beroepschrift van de eiser op 27 januari 2020, vergezeld van een verzoek om een voorlopige voorziening om uitzetting te verbieden totdat op het beroep was beslist. Tijdens de zitting op 4 juni 2020 was de eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder ook vertegenwoordigd was.
De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 8 juli 2020 het onderzoek heropend en verweerder de gelegenheid gegeven om aanvullende stukken van de eiser te beoordelen. De eiser had echter niet gereageerd op de herstelverzuimbrief van verweerder en had geen aanvullende informatie verstrekt, wat leidde tot onduidelijkheid over zijn verblijfsrecht. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd dat hem een verblijfsrecht op grond van artikel 21 van het VWEU toekwam. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had voldaan aan de gestelde termijnen en dat er geen verschoonbare redenen waren voor zijn nalatigheid.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.