6.4.De rechtbank stelt vast dat eiser onder andere de volgende documenten heeft overgelegd:
- Een overeenkomst van opdracht met [naam] geldig tot 1 november 2019;
- Facturen geadresseerd aan [naam] over de maanden juni, juli en augustus 2019;
- Een overeenkomst van opdracht met [naam] die van rechtswege eindigde op
26 januari 2019;
- Facturen geadresseerd aan [naam] over de maanden februari tot en met
juni 2019;
- Facturen geadresseerd aan [naam] van oktober, november en december
2018 en januari 2019;
- Een overeenkomst van opdracht met [naam] van 1 maart 2020 voor een periode van zes
maanden;
- Een akte waaruit blijkt dat [naam] de rechtsopvolger is van [naam] ;
- Bankafschriften;
- Een kopie van de zorgverzekeringspassen van de twee minderjarige kinderen;
- Een toestemmingsverklaring van de moeder van de kinderen;
- Een verklaring van school.
Hieruit volgt dat eiser in ieder geval een aantal opdrachtgevers heeft gehad en heeft gewerkt als [functie] . Op die manier heeft hij inkomen genoten. Ook heeft eiser – weliswaar niet allemaal goed te lezen – bewijzen van betalingen aan hem en bankafschriften overgelegd. Eiser heeft verder op de zitting naar voren gebracht dat hij nog steeds werkzaam is als [functie] voor onder andere [naam] en daaruit inkomen geniet. De overeenkomsten zijn niet van rechtswege geëindigd, maar lopen stilzwijgend door. Eiser betoogt dat hij voldoende inkomen heeft om zichzelf en zijn gezin te onderhouden. De rechtbank overweegt met verweerder dat het op de weg van eiser had gelegen om deze aanvullende stukken eerder te overleggen en niet daags voor de zitting, zodat verweerder voldoende tijd had om de stukken te beoordelen. De rechtbank is echter van oordeel dat eiser met de overgelegde stukken een begin van bewijs heeft geleverd dat hem een verblijfsrecht op grond artikel 21 van het VWEU toekomt. Uit de betalingsbewijzen die als productie vijf zijn overgelegd blijkt bijvoorbeeld dat eiser over de maanden februari 2020, april 2020 en mei 2020 een inkomen had van gemiddeld ruim € 2.000,- per maand. Dat is (ver) boven de bijstandsnorm en lijkt daarmee voldoende om in zijn levensonderhoud en dat van zijn kinderen te voorzien. Uit de inschrijving van de Brp van 25 februari 2020 blijkt dat de kinderen momenteel bij eiser verblijven en uit de overgelegde verklaring van de school volgt dat zij hier te lande naar school gaan. Eiser heeft op de zitting verklaard dat hij en de moeder een co-ouderschap regeling hebben. Tot voor kort hield dit in dat de kinderen bij hun moeder in Frankrijk woonden. Dat had te maken met de omstandigheid dat eiser bij binnenkomst in Nederland zijn leven moest opbouwen. Nu hij enige tijd in Nederland verblijft, werkzaam is als [functie] , daar een goed inkomen uit heeft en een stabieler leven heeft, heeft eiser in samenspraak met de moeder besloten om de regeling om te draaien.