3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Er kan met de hieronder vermelde opgave van bewijsmiddelenworden volstaan, omdat de verdachte het feit heeft bekend. De verdachte heeft na die verklaring geen andere verklaringen afgelegd die daarmee strijdig zijn. Ook heeft de advocaat geen vrijspraak bepleit.
De bewijsmiddelen houden in:
- de bekennende verklaring door de verdachte, afgelegd op de zitting van
1 oktober 2020;
- de aangifte van [aangever] , d.d. 25 maart 2020, opgenomen in het proces-verbaal
PL1500-2020083324-1, met bijlagen (p. 146-157);
- het verhoor van aangever [aangever] , d.d. 9 juni 2020, opgenomen in het proces-
verbaal PL1500-2020083324-140 (p. 506-508);
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 april 2020, opgenomen in het
proces-verbaal PL1500-2020083324-28, met bijlagen (p. 236-244);
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 april 2020, opgenomen in het
proces-verbaal PL1500-2020083324-55, met bijlagen (p. 291-298);
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 april 2020, opgenomen in
het proces-verbaal PL1500-2020083324-66, met bijlagen (p. 334-342);
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 juni 2020, opgenomen in het proces-verbaal PL1500-2020083324-143 (p. 546-547).
Bewijsoverweging
Anders dan de advocaat heeft bepleit acht de rechtbank het tegen het hoofd en de handen van aangever schoppen bewezen, gelet op alle in het dossier voorhanden zijnde stukken, in onderling verband en samenhang bezien, en ondersteund door de camerabeelden van de [straatnaam 3] , die ook ter zitting zijn getoond. De rechtbank wordt gesterkt in haar oordeel door het bij geconstateerde letsel op zijn hoofd en handen.
De rechtbank acht, gelet op de in het dossier voorhanden zijnde processen-verbaal betreffende de handelingen van de verdachte, in onderling verband en samenhang bezien, en ondersteund door de camerabeelden van de [straatnaam 3] , wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aangever heeft geslagen op het moment dat aangever en zijn vriendin de bankjes passeerden en dat hij aangever, toen deze op de grond lag, driemaal heeft geschopt.
De verdachte heeft zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan de openlijke geweldpleging van aangever [aangever] op 25 maart 2020 te Den Haag.
Bij openlijke geweldpleging zijn alle verdachten samen verantwoordelijk voor het gepleegde geweld.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevraagd van het eerste gedachtestreepje van de tenlastelegging, te weten, het zeer dicht tegen aangever aan gaan staan (met het gezicht vlakbij het gezicht van aangever) terwijl een afstand van 1,50 meter tussen twee personen verplicht was gesteld ter bestrijding van de verspreiding van het COVID-19 coronavirus, omdat dit geen geweldshandeling betreft. De rechtbank volgt de officier van justitie en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
Wettig en overtuigend bewezen is dat de aangever terwijl hij op de grond lag, is geschopt. Niet is komen vast te staan dat hij toen ook is geslagen en/of gestompt. Ook van dit deel van de tenlastelegging wordt de verdachte vrijgesproken.
4. De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
op 25 maart 2020 te 's-Gravenhage, openlijk, te weten op/aan de openbare weg bij de onderdoorgang van de brug genaamd " [naam brug] " en/of onder/nabij [straatnaam 2] in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever] , door tezamen en in vereniging met medeverdachten:
- te slaan en/of te stompen tegen het hoofd en/of het bovenlichaam van die [aangever] ;
- nadat deze [aangever] tijdens zijn vlucht gevallen was terwijl die [aangever] op de grond lag, meermalen te
schoppen tegen het hoofd van die [aangever] en/of tegen de handen van die [aangever] (die die [aangever] rond zijn
hoofd hield ter bescherming) en/of tegen het lichaam van die [aangever] .