ECLI:NL:RBDHA:2020:10326
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing gehandicaptenparkeerplaats en overlast door vogels
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een gehandicaptenparkeerplaats (GPP) had aangevraagd, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een GPP nabij haar woning, welke door verweerder op 22 mei 2019 was ingewilligd. Echter, na een bezwaarprocedure verklaarde verweerder op 10 oktober 2019 het bezwaar van eiseres ongegrond, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres.
De rechtbank overwoog dat verweerder bij het primaire besluit de aanvraag van eiseres om een GPP had ingewilligd, maar dat er overlast was van vogels die zich in een nabijgelegen boom bevonden. Eiseres stelde dat deze overlast haar dwong om haar auto elders te parkeren, wat leidde tot escalaties met buurtbewoners en een toename van haar gezondheidsklachten. De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten om de GPP niet te verplaatsen, aangezien de aangewezen parkeerplaats de dichtstbijzijnde was en de overlast door vogeluitwerpselen op zichzelf onvoldoende reden was om de GPP te verplaatsen.
De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging van verweerder juist was en dat er geen reden was om de hardheidsclausule toe te passen. Tevens werd opgemerkt dat de gehandicaptenparkeerkaart van eiseres inmiddels was verlengd tot 24 februari 2022, waardoor dit onderdeel van het beroep niet meer relevant was. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.