ECLI:NL:RBDHA:2020:10321

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
09/807265-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging door een groep jongeren tegen een minderjarige, met gevolgen voor de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer

Op 15 oktober 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een minderjarige verdachte werd beschuldigd van openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 25 maart 2020, waarbij de aangever, samen met zijn vriendin, werd mishandeld door een groep jongeren bij de onderdoorgang van de brug 'Pons Romanus' in Den Haag. De aangever vroeg de groep om 1,5 meter afstand te houden, in het kader van de coronamaatregelen, maar werd vervolgens door de groep aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, aangeduid als verdachte 10, betrokken was bij de mishandeling, waarbij de aangever meerdere keren werd geschopt terwijl hij op de grond lag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 39 dagen, gelijk aan de tijd die hij al in voorarrest had doorgebracht, en een leerstraf van 20 uren. Daarnaast is er een voorwaardelijke werkstraf opgelegd van 120 uren, met een contactverbod met medeverdachten voor de duur van de proeftijd. De vordering van de benadeelde partij is volledig toegewezen, met een schadevergoeding van € 1.782,69, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om een bedrag aan de Staat te betalen, waarbij de maximale duur van gijzeling is vastgesteld op 0 dagen, gezien de jeugdige leeftijd van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Parketnummer 09/807265-20
Datum uitspraak 15 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ),
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2005,
[adres] ,
advocaat: mr. L. Rijsdam te Leiden.

1.Het onderzoek op de zitting

Het onderzoek is gehouden op de zitting van 1 oktober 2020.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 maart 2020 te 's-Gravenhage, openlijk, te weten op/aan de openbare weg bij de onderdoorgang van de brug genaamd "Pons Romanus" en/of onder/nabij de Sweeruslaan en/of De Laan van Wateringseveld, in elk geval op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever] , door tezamen en in vereniging met een of meer
medeverdachte(n):
- zeer dicht tegen [aangever] aan te gaan staan (met het gezicht vlakbij het gezicht van [aangever] ) terwijl
een afstand van 1,50 meter tussen twee personen verplicht was gesteld ter bestrijding van de
verspreiding van het COVID-19 coronavirus en/of
- te slaan en/of te stompen tegen het hoofd en/of het bovenlichaam van [aangever]
- ( nadat [aangever] tijdens zijn vlucht gevallen was) terwijl [aangever] op de grond lag, (meermalen) te
slaan en/of te stompen en/of (meermalen) te schoppen tegen het hoofd van [aangever] en/of tegen de
handen van [aangever] (die [aangever] rond zijn hoofd hield ter bescherming) en/of tegen het lichaam
van [aangever] .

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. C.A.M. Eijgenraam, heeft geëist dat de rechtbank de openlijke geweldpleging bewezen zal verklaren. Zij heeft hierbij aangegeven dat zij het eerste gedachtestreepje van de tenlastelegging (het zeer dicht tegen aangever aan gaan staan (met het gezicht vlakbij het gezicht van aangever) terwijl een afstand van 1,50 meter tussen twee personen verplicht was gesteld ter bestrijding van de verspreiding van het COVID-19 coronavirus,) niet bewezen acht, omdat dit geen geweldshandeling betreft. De officier van justitie vindt dat ook niet bewezen kan worden dat aangever, terwijl hij op de grond lag, naast het schoppen, ook geslagen en/of gestompt werd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte degene is die in de beschrijving van de camerabeelden van de openlijke geweldpleging is aangeduid als verdachte 10. Meerdere verbalisanten hebben de beelden diverse malen bekeken en beschreven hoe de verdachte 10 eruit zag en wat zijn geweldshandelingen zijn geweest.
De jas van de verdachte 10 is grijs met een donkere bovenkant, er zijn twee emblemen op te zien en de verdachte heeft een donkergroene broek en zwarte schoenen aan. Er bengelt een witte draad vanaf de kraag van de verdachte naar zijn rechterbroekzak.
Op de beelden die vlak na het incident zijn gemaakt op het Charlestonplantsoen, herkent de verdachte zichzelf in deze kleding en ook bij de controle van de verdachte op 26 maart 2020, een dag na de openlijke geweldpleging, heeft hij bij zijn staandehouding diezelfde kleding aan. Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte wordt de jas met de emblemen en de verschillende tinten grijs ook aangetroffen.
Al met al bestaat er, aldus de officier van justitie, bij haar geen twijfel dat de verdachte verdachte 10 is en heeft zij ook geen twijfel over zijn aandeel in het geweld.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft vrijspraak van de openlijke geweldpleging bepleit, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte één van de verdachten is geweest die dit feit heeft gepleegd. De verdachte ontkent dat hij verdachte 10 is en er kan niet zonder enige vorm van twijfel worden vastgesteld dat hij dat wel is.
Aangever en zijn vriendin hebben de verdachte niet herkend. Verbalisanten hebben op basis van camerabeelden een aantal waarnemingen gedaan en op deze wijze de verdachte als verdachte 10 herkend.
De advocaat heeft aangegeven dat zij de bungelende witte oordopjes niet op de beelden heeft gezien en ook niet dat de jas van verdachte 10 uit twee kleuren grijs zou bestaan.
Gesteld dat verdachte de jongen is op de foto van het bankje heeft gezeten, dan is daarop niet te zien dat hij een groene broek en een grijze jas met twee verschillende kleuren aan heeft gedragen. Van de jongen die op het bankje zit, zijn de jas en de broek hetzelfde van kleur en dit komt niet overeen met de kleding die de verdachte zou hebben gedragen.
Ook is er geen DNA van de verdachte op de lachgasballonnen of de blikjes aangetroffen.
De verdachte is [medeverdachte 1] tegen gekomen en het kan dus zijn dat de verdachte samen met [medeverdachte 1] op de camerabeelden van het Charlestonplantsoen te zien is, maar dit rechtvaardigt nog niet de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de openlijke geweldpleging.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging. [1]
Op 25 maart 2020 is [aangever] ) om 15.21 uur bij de onderdoorgang van de brug “Pons Romanus”, (ook wel “Romeinenbrug genoemd” ) bij de Laan van Wateringseveld te Den Haag mishandeld door een grote groep jongens.
Aangever liep daar die dag omstreeks 15.00 uur samen met zijn vriendin toen een grote groep jongens hen de doorgang blokkeerde. Omdat op dat moment ter bestrijding van het coronavirus een afstand van 1,5 meter tussen twee personen verplicht was, vroeg aangever aan de jongens om meer afstand te bewaren, zodat hij samen met zijn vriendin langs kon lopen. Zijn vriendin heeft kanker en behoort tot de risicogroep.
Op het moment dat aan aangever en zijn vriendin ruimte werd gegeven en zij de groep wilden passeren, liepen een paar jongens ineens toch weer naar hen toe. Aangever vroeg nogmaals aan de jongens of ze 1,5 meter afstand wilden bewaren en vroeg of hij de politie moest bellen om veilig door te kunnen. Vervolgens kwam een van de jongens naar aangever toe en ging hij expres heel dicht bij aangever staan. Aangever vond dit heel intimiderend en bedreigend, zeker ook omdat hij bang was voor de besmetting met het coronavirus. Toen de jongen helemaal tegen aangever aan kwam staan, strekte aangever zijn arm uit om de jongen op afstand te houden. Aangever raakte de jongen licht met zijn rechterhand. Daarop werd aangever door deze jongen en bijna onmiddellijk hierna ook door een andere jongen geslagen. Aangever voelde klappen op zijn hoofd en bovenlichaam. Hij kon zich omdraaien en wegrennen richting de onderdoorgang.
Op het moment dat aangever wegrende, merkte hij dat de jongens achter hem aan kwamen rennen. Tijdens het wegrennen viel aangever vlak voor de onderdoorgang op de grond. Toen hij op de grond lag kwamen de jongens om hem heen staan en werd aangever meerdere malen geschopt, vooral op zijn hoofd en bovenlichaam. Aangever bedekte zijn gezicht met zijn handen. Aangever is met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. [2] [3]
Op de eerste hulp van het Haga ziekenhuis is geconstateerd dat aangever een zwelling en een wond op zijn voorhoofd had en dat hij schaafwonden had aan zijn beide handen en rechterknie. Na een CT scan is inwendig letsel uitgesloten. [4] In de informatie van de huisarts van aangever staat onder 16 april 2020 ‘hersenschudding’ vermeld en onder 1 mei 2020 ‘borstkasklachten’. [5]
De vriendin van aangever heeft de verklaring van aangever bevestigd. Zij heeft gezien dat een aantal trappen tegen het hoofd van aangever kwam. [6]
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte betrokken is geweest bij de mishandeling van aangever, ten laste gelegd als openlijke geweldpleging.
Uit het dossier en het verhandelde op de zitting leidt de rechtbank het volgende af.
Getuigen en camerabeelden
Meerdere getuigen hebben de mishandeling gezien. [getuige 1] heeft verklaard dat hij de mishandeling vanaf zijn balkon aan de Keukenhoflaan heeft gezien en dat hij de mishandeling ook heeft gefilmd. Dit filmpje heeft hij met de politie gedeeld. [7] Hij maakte de beelden tussen 15:04 en 15:20 uur. [8]
[getuige 2] bevond zich op 25 maart 2020 omstreeks 15.30 uur in zijn woning aan de Keukenhoflaan en zag dat er op de bankjes vlakbij de Romeinenbrug een groep van ongeveer tien jongeren zat en stond en dat de groep verspreid stond over het looppad. Dat pad loopt langs het water tussen een muur en oeverriet, parallel aan de Santiagosingel. Hij zag dat een man en een vrouw kwamen aanlopen en dat er niet voldoende ruimte was als ze zich moesten houden aan het 1,5 meter beleid. De man moest zich door de groep wurmen om erdoor te kunnen en hij de man hoorde schreeuwen: ‘ik vroeg alleen om voldoende afstand te houden’ of iets dergelijks en dat hij vervolgens zag dat een aantal jongeren van de groep jongens de man van achteren aan vielen en hem stompten. De man probeerde zich te verdedigen en rende weg richting de onderdoorgang bij de Romeinenbrug. Daar kwam de man ten val en zag de getuige dat er minstens vijf jongens tegen de man aanschopten toen hij op de grond lag. Hij zag dat de jongens met kracht schopten. [9]
[getuige 3] heeft kort voor de mishandeling een foto gemaakt van een aantal jongens op en bij een van de bankjes langs het looppad. [10]
De ‘beelden van de Keukenhoflaan voor en na het incident’ die de [getuige 1] heeft aangeleverd, zijn uitgekeken door [verbalisant 1] . Op het eerste deel is volgens de verbalisant te zien dat een groep van elf jongens op een bankje, gelegen aan de Santiagosingel te Den Haag, zit of erbij staat. Zij zijn bezig ballonnen op te blazen met lachgas (printscreen p. 240). Op het tweede deel is te zien dat de groep, op één na, achter een man aanrent en ook is te zien dat de verdachten 4, 6, 8 en 10 deze man, die dan op de grond ligt, meerdere malen op het lichaam en hoofd schoppen (printscreens p. 241, 242 en 243). Verdachten 1, 2, 3 en 5 rennen wel met de groep mee, maar gebruiken geen geweld tegen het slachtoffer. Verdachte 7 is op het bankje blijven zitten.
Verdachten 1, 2, 3 en 5 rennen na het incident weg richting de San Franciscosingel en de
verdachten 8 en 10 rennen achter hen aan. Verdachte 6 loopt richting de gasfles en haalt zijn jas en de gasfles op en verdachte 4 doet zijn capuchon op en loopt achter verdachte 6 aan. [11]
De politie deed onderzoek in de buurt. Daarbij zijn er ook camerabeelden van het Charlestonplantsoen van 25 maart 2020 te 16.22 uur (naar later blijkt 15.22 uur [12] ) ontvangen. Op deze beelden is te zien dat de verdachten 1, 3, 5, 8 en 10 voorbij lopen. [13]
Het signalement en de kleding van verdachte 10
[verbalisant 1] heeft verdachte 10 zoals te zien op de beelden van de Keukenhoflaan omschreven als een jongen met een donkere jas met capuchon, donkere broek, donkere schoenen en witte oordopjes. [14]
[verbalisant 2] heeft de verdachte 10 omschreven als de jongen die op de beelden van de Keukenhoflaan een groene smalle lange broek, een capuchon met dezelfde groene kleur, een windjack met twee kleuren grijs en geheel zwarte schoenen aan had. Zij zag bij deze jongen een wit koord lopen vanaf zijn kraag naar zijn heup. Dit deed haar denken aan oordopjes van een telefoon. [15]
[verbalisant 3] heeft dezelfde kenmerken waargenomen als [verbalisant 2] . Hij zag ook nog dat op het windjack, dat bestaat uit twee kleuren grijs, 2 logo’s zaten ter hoogte van de borst. [16]
Op 8 juni 2020 heeft [verbalisant 3] de verdachte omschreven als een licht getinte jongen met zwart haar en zwarte schoenen en dat hij ziet dat deze jongen een jack aan heeft dat bestaat uit twee verschillende kleuren grijs. Ook ziet de verbalisant dat deze jongen een donkergroene trainingsbroek aanhad. [17]
Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte zijn op 12 mei 2020 zwarte sportschoenen, een groene hoodie en een grijze jas, met twee verschillende kleurvlakken en twee logos, waaronder het Nike logo, aangetroffen. [18]
Herkenningen door de verbalisanten
Op 26 maart 2020 omstreeks 22.00 uur werd de verdachte samen met [medeverdachte 1] op de Laan van Wateringseveld gecontroleerd door [verbalisant 2] . Zij herkende
de verdachte als de jongen die op de beveiligingsbeelden van de Santiagosingel, vlak vóór de openlijke geweldpleging een groene smalle lange broek, een capuchon met dezelfde groene kleur, een windjack met twee kleuren grijs en geheel zwarte schoenen aan had. Zij zag bij deze jongen een wit koord lopen vanaf zijn kraag naar zijn heup. Dit deed haar denken aan oordopjes van een telefoon. [19]
Haar collega [verbalisant 3] , die bij de controle aanwezig was, zette zijn bodycam aan en maakte beelden van de gecontroleerde jongens. Ook hij herkende de verdachte, op grond van dezelfde kenmerken als [verbalisant 2] als één van de jongens die op de beveiligingsbeelden van de Santiagosingel te zien zijn. Hij zag op het windjack, dat bestaat uit twee kleuren grijs, ook nog 2 logo’s zitten ter hoogte van de borst. [20]
[verbalisant 3] heeft op 8 juni 2020 nogmaals beschreven dat hij de [verdachte]
op de foto, waarop de jongens op het bankje zitten aan de Santiagosingel, heeft herkend als een licht getinte jongen met zwart haar en zwarte schoenen en dat hij heeft gezien dat deze jongen een jack aanhad wat bestond uit twee verschillende kleuren grijs. Ook heeft de verbalisant gezien dat deze jongen een donkergroene trainingsbroek aanhad. [21]
[verbalisant 4] heeft de identiteit van verdachte 10 onderzocht en daartoe de beelden van de Keukenhoflaan voor en na het incident bekeken, alsook de beelden van de Santiagosingel voorafgaand aan het incident en de beelden van het Charlestonplantsoen net ná het incident. Hij heeft ook kennisgenomen van het screenshot van de staandehouding van de verdachte [verdachte] op 26 maart 2020 omstreeks 22.00 uur. [verbalisant 4] herkende de [verdachte] als zijnde verdachte 10. [22]
[verbalisant 5] heeft ook de identiteit van verdachte 10 onderzocht en daartoe de beelden van de Keukenhoflaan voor en na het incident bekeken, alsook de beelden van het Charlestonplantsoen net na het incident. Zij heeft ook kennisgenomen van de screenshot van de staandehouding van de [verdachte] op 26 maart 2020 omstreeks 22.00 uur. Zij heeft op de beelden gezien dat de verdachte 10 driemaal tegen het lichaam van aangever aanschopte. De verbalisant herkende de [verdachte] als verdachte 10 aan de contouren van zijn kapsel, de bungelende witte oordopjes op zijn borst, de joggingbroek met smalle pijpen en de twee verschillende kleuren vlakken op zijn jas. [23]
Welke geweldshandelingen zijn waargenomen?
Op verzoek van de officier van justitie heeft [verbalisant 5] nogmaals gerelateerd welke handelingen zij de verdachte, die zij heeft herkend als verdachte 10, ten opzichte van aangever heeft zien verrichten: ”Ik zag dat [verdachte] in eerste instantie achter de drie overige hoofdverdachten stond. Ik zag dat [verdachte] achter [medeverdachte 2] , verdachte 6, langs rende. Ik zag dat het volledige lichaam van [verdachte] daardoor zichtbaar werd. Ik zag dat [verdachte] in zijn beweging om achter verdachte 6 vandaan te komen zijn rechterbeen optilde tot kniehoogte en het slachtoffer schopte. Ik zag vervolgens dat hij wederom zijn rechterbeen optilde.
Ik zag dat hij op zijn linkerbeen balanceerde en daarbij zijn beide armen wijd uitstrekte tot schouderhoogte. De houding van [verdachte] leek op een turnster die op een evenwichtsbalk staat. Ik zag dat [verdachte] met zijn lichaam haaks op het slachtoffer stond. De rechterzijde van het lichaam van [verdachte] was gericht naar het slachtoffer. Ik zag dat [verdachte] zijn rechterbeen had opgetrokken tot ongeveer heup hoogte om hierna zijn been schuin naar beneden te schoppen. Ik zag dat hij met deze eerste schop het slachtoffer raakte. Ik zag dat [verdachte] zijn rechterbeen terug haalde van het slachtoffer en door de kracht hiervan, een kwartslag draaide. Ik zag dat [verdachte] nu met zijn lichaam recht naar het slachtoffer was gericht. Ik zag dat [verdachte] zijn rechterbeen op de grond zette waardoor hij in de spreidstand kwam te staan. Ik zag dat het linkerbeen van [verdachte] het voorste been was, het rechterbeen was het achterste been. Ik zag dat [verdachte] wederom zijn rechterbeen met kracht omhoog trok en deze uitstrekte naar het slachtoffer. Op het moment dat het been van [verdachte] richting het slachtoffer bewoog zag ik dat er een andere persoon voorbij liep en het beeld gedeeltelijk blokkeerde. Hierdoor heb ik niet kunnen zien of het been van
[verdachte] het slachtoffer daadwerkelijk raakt.
Ik zag vervolgens dat het rechterbeen van [verdachte] weer met kracht terug kwam waardoor hij door moest stappen om niet om te vallen. Ik zag dat hij dit deed door zijn rechterbeen voor zijn linkerbeen te zetten en daarna zijn linkerbeen naar links te verplaatsen zodat hij weer stabiel stond. Ik zag dat door deze stap de positie van [verdachte] iets verder van het slachtoffer vandaan werd”. [24]
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij niet bij de openlijke geweldpleging aanwezig is geweest en dat hij ook niet op het bankje heeft gezeten. Hij herkende zich ook niet in het signalement van verdachte 10.
De verdachte herkende zichzelf wel als verdachte 10 op de foto op pagina 400 van het dossier, een screenshot van de beelden van het Charlestonplantsoen op 25 maart 2020 te 15.22 uur. [25]
De camerabeelden zijn ter zitting bekeken
Op de zitting zijn de beelden van de Keukenhoflaan getoond. De beelden van de Keukenhoflaan zijn gemaakt van aanzienlijke afstand. De beelden zijn echter scherp, waardoor goed is te zien welke handelingen de personen op het filmpje verrichten. Tijdens de zitting zijn de beelden ook vertraagd afgespeeld.
Ook is de digitale versie getoond van de foto op pagina 196 van het dossier, waarop de jongens op het bankje aan de Santiagosingel zitten en staan.
Conclusie
De rechtbank is op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat de verdachte een van de daders van de openlijke geweldpleging op 25 maart 2020 is geweest, namelijk degene die in het onderzoek is aangeduid als verdachte 10.
Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Diverse verbalisanten relateren, na gedegen onderzoek van de beschikbare camerabeelden, dat zij de verdachte als verdachte 10 herkennen en dat verdachte 10 [aangever] driemaal heeft geschopt terwijl deze op de grond lag. Meerdere verbalisanten bevestigen hun bevindingen nogmaals op ambtseed. De herkenningen van de verbalisanten zijn voldoende specifiek en daarbij worden onderscheidende persoonskenmerken genoemd.
De rechtbank heeft geen reden de herkenningen in twijfel te trekken.
De verklaring van de verdachte dat hij niet bij mishandeling aanwezig is geweest en dat hij niets met de openlijke geweldpleging te maken heeft gehad, acht de rechtbank gelet op het voorgaande, niet geloofwaardig, te meer nu de verdachte zichzelf heeft herkend als verdachte 10 op beelden die korte tijd na het incident zijn gemaakt op korte afstand van de plaats delict. Bovendien is de kleding die hij daarbij droeg naderhand bij hem thuis aangetroffen.
De rechtbank acht de openlijke geweldpleging van [aangever] op 25 maart 2020 te Den Haag dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Bij openlijke geweldpleging zijn alle verdachten samen verantwoordelijk voor het gepleegde geweld. De rechtbank acht de verdachte gelet hierop óók verantwoordelijk voor het geweld tegen aangever op het moment dat aangever en zijn vriendin de bankjes passeerden.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevraagd van het eerste gedachtestreepje van de tenlastelegging, te weten, het zeer dicht tegen aangever aan gaan staan (met het gezicht vlakbij het gezicht van aangever) terwijl een afstand van 1,50 meter tussen twee personen verplicht was gesteld ter bestrijding van de verspreiding van het COVID-19 coronavirus, omdat dit geen geweldshandeling betreft. De rechtbank volgt de officier van justitie en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Wettig en overtuigend bewezen is dat de aangever terwijl hij op de grond lag, is geschopt. Niet is komen vast te staan dat hij toen ook is geslagen en/of gestompt. Ook van dit deel van de tenlastelegging wordt de verdachte vrijgesproken..

4.De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
op 25 maart 2020 te 's-Gravenhage, openlijk, te weten op/aan de openbare weg bij de onderdoorgang van de brug genaamd "Pons Romanus" en/of onder/nabij de Laan van Wateringseveld in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever] , door tezamen en in vereniging met medeverdachten:
- te slaan en/of te stompen tegen het hoofd en/of het bovenlichaam van [aangever] ;
- nadat deze [aangever] tijdens zijn vlucht gevallen was terwijl [aangever] op de grond lag, meermalen te
schoppen tegen het hoofd van [aangever] en/of tegen de handen van [aangever] (die [aangever] rond zijn
hoofd hield ter bescherming) en/of tegen het lichaam van [aangever] .

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Het feit is strafbaar.
De verdachte is ook strafbaar.

6.De straf en/of maatregel

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 39 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, en tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, bestaande uit de leerstraf Tools4U van 20 uren en een werkstraf voor de duur van 120 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en als bijzondere voorwaarde een contactverbod voor de duur van 1 jaar met de [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] .
6.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de strafoplegging heeft de advocaat het volgende bepleit. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, zou de rechtbank aan de verdachte een onvoorwaardelijk straf moeten opleggen gelijk aan de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht,. Het voorarrest is extra zwaar geweest voor de verdachte omdat hij door het coronavirus geen bezoek mocht ontvangen en heeft veel impact gehad. Op school en op het werk gaat het goed. Het opleggen van een leerstraf is niet noodzakelijk en het opleggen van een deels voorwaardelijke werkstraf is niet passend. Een contactverbod met de medeverdachten is ook niet nodig, nu de verdachte niet meer met hen omgaat. Dat hij ze eventueel op straat tegen zou komen, is geen risico. Hij heeft met zijn moeder besproken wat hij dan moet doen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1
De ernst van het feit
De vijftienjarige verdachte heeft zich samen met andere jongens schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Zij hebben het slachtoffer eerst geslagen en later toen hij weerloos op de grond lag, hebben ze hem hard tegen zijn hoofd, handen en lichaam geschopt. Dit deden ze terwijl het slachtoffer alleen maar vroeg of hij er samen met zijn vriendin langs mocht en of ze vanwege het coronavirus afstand wilden houden. Dat het letsel van het slachtoffer relatief beperkt is gebleven, is niet de verdachten te danken. Ze hebben geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een dergelijk geweldsdelict zich vaak nog lange tijd angstig en onveilig voelen en/of psychische gevolgen van het gebeurde ondervinden. Uit de slachtofferverklaring blijkt ook in dit geval dat de openlijke geweldpleging veel impact heeft gehad. Naast de lichamelijke klachten, zoals pijn in zijn borstkas door de kneuzingen en de wonden aan zijn hoofd, handen en rechterbeen, heeft het slachtoffer ook psychisch een trauma opgelopen. Het zal nog geruime tijd duren voordat hij zich in zijn eigen buurt weer helemaal veilig zal voelen. Dit geldt niet alleen voor het slachtoffer. Het geweld is door meerdere buurtbewoners gezien. Daarnaast hebben zowel lokale als landelijke pers melding gemaakt van de mishandeling. De rechtbank maakt daaruit op dat het feit alom veel beroering heeft gewekt en het algemene gevoel van veiligheid heeft aangetast.
De rechtbank rekent dit alles de verdachten zwaar aan.
6.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De verdachte is nog niet eerder veroordeeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van de diverse voorlichtingsrapporten van de
Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) betreffende de persoon van de verdachte.
De verdachte is een ontkennende verdachte waardoor het de Raad niet duidelijk is wat het aandeel van de verdachte in de openlijk geweldpleging is. De verdachte komt de afspraken met de jeugdreclassering in het kader van de schorsing goed na. Uit het onderzoek komen veel beschermende factoren naar voren waardoor de score van de verdachte op het dynamisch risicoprofiel laag uitvalt.
De verdachte respecteert de regels en grenzen van zijn ouders en hun betrokkenheid is groot. Hoewel de verdachte op school wat meer aansturing nodig heeft, doet hij wel zijn best en haalt hij goede cijfers.
Een coach heeft op school aandacht voor de risicofactoren rondom de verdachte en er zijn afspraken gemaakt hoe hij zijn gedrag beter kan reguleren. Ook vrije tijd van de verdachte is goed ingevuld. De grootste zorg is de vriendengroep van de verdachte. Indien het feit bewezen wordt verklaard, is het beheersen van de agressie van de verdachte, die ook bekend is met ADHD, een groot aandachtspunt. Geadviseerd wordt aan de verdachte de leerstraf Tools4U op te leggen, opdat hij meer inzicht krijgt in zijn eigen gedrag.
Verdere begeleiding door de jeugdreclassering is niet geïndiceerd.
Ter zitting is van de zijde van de jeugdreclassering opgemerkt dat de verdachte zich inderdaad goed aan de afspraken en de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, maar dat zij het als een belemmering had ervaren dat de ouders erop stonden dat de verdachte alleen in hun aanwezigheid gesprekken met de jeugdreclassering zou voeren.
Aangegeven is dat het werken aan impulsbeheersing en agressieregulatie samen met de coach op school de kans op recidive verkleint en dat verdere begeleiding door de jeugdreclassering niet nodig is, nu de ouders en school voldoende toezicht houden op de verdachte.
Van de zijde van de Raad is het strafadvies gehandhaafd, maar is benadrukt dat het jammer is dat de verdachte ter zitting geen openheid van zaken heeft gegeven, ook gelet op de impact die het geweld op het slachtoffer heeft gehad. Aangegeven is dat dit bij bewezenverklaring van het feit wel een aandachtspunt is.
6.3.3
De straf / maatregel
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de informatie over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die uit de rapporten en ter zitting naar voren is gekomen, alsook de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, zoals neergelegd in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf meer dan de officier van justitie rekening met de nog jonge leeftijd van de verdachte in combinatie met de duur van het voorarrest.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd acht de rechtbank allereerst het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten, een passende straf. Ook de leerstraf Tools4U acht de rechtbank noodzakelijk. De verdachte dient meer inzicht te krijgen in zijn handelen en ook moet er aandacht zijn voor de vrienden waarmee hij omgaat.
Hoewel de aanleiding van het geweld met het coronavirus verband hield, is de rechtbank van oordeel dat dit in de onderhavige zaak niet als strafverzwarend element moet worden aangemerkt. Anders dan in de jurisprudentie tot nu toe tot uitdrukking komt, is in dit geval niet daadwerkelijk met het coronavirus gedreigd.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, dan ook geen aanleiding om ook nog een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. De rechtbank acht naast de onvoorwaardelijke jeugddetentie en de leerstraf het opleggen van een voorwaardelijke werkstraf met een proeftijd van twee jaren aangewezen. Aan het eerste jaar van deze proeftijd zal een contactverbod met de medeverdachten worden verbonden.

7.De vordering van de benadeelde partij

[aangever]heeft een vordering ingediend voor het bedrag van
€ 1.782,69,bestaande uit
€ 982,69 aan materiële schade en een bedrag van € 800,00 aan immateriële schade, kort gezegd smartengeld, hoofdelijk en vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, zonder bepaling van vervangende jeugddetentie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de advocaat bepleit de materiële schade voor zover dit de broek en de bril betreft af te wijzen. Zij heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd ten aanzien van het eigen risico en heeft voorts verzocht het bedrag van de gevorderde immateriële schade te matigen, nu de schade in de bijgevoegde uitspraak niet vergelijkbaar is. De advocaat heeft ook gevraagde vordering niet hoofdelijk toe te wijzen, maar deze te splitsen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is - hoewel namens de verdachte betwist - naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Hoewel ten aanzien van de posten bril en broek geen aankoopbonnen konden worden overgelegd, zijn de bedragen die worden gevraagd met onderbouwing van een prijsindicatie alleszins reëel en voor vergoeding toewijsbaar. Ook het verbruikte eigen risico door de het vervoer met de ambulance en het onderzoek in het ziekenhuis zijn voor vergoeding toewijsbaar. Daarnaast is uit het onderzoek ter terechtzitting vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van de immateriële schade zal de rechtbank het gevorderde bedrag van
€ 800,00 toewijzen. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de aard en ernst van het gepleegde feit, de medische informatie en de voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring genoegzaam volgt dat lichamelijke en psychische schade is ontstaan.
De rechtbank zal dan ook de vordering ten laste van de verdachte toewijzen tot het bedrag van
€ 1.782,69. De rechtbank zal tevens de wettelijke rente toekennen.
De rechtbank zal de vordering voorts ook hoofdelijk toewijzen, omdat het uitgangspunt van de wetgever is dat het slachtoffer een volledige tegemoetkoming van de geleden schade zal krijgen.
Dit brengt mee dat de verdachte ook hoofdelijk moet worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt.
De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op € 0,00.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel niet hoofdelijk opleggen, maar het bedrag door vieren delen. Dit betekent dat elke verdachte verplicht is een bedrag groot
€ 445,67, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 maart 2020 tot aan de dag waarop het bedrag is voldaan, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[aangever].
Omdat de verdachte minderjarig was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit, zal de rechtbank de maximale duur van de gijzeling bepalen op 0 dagen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze artikelen zijn toegepast zoals zij golden op het moment van het plegen van het strafbare feit.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dat is volgens de wet:
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 39 dagen;
bepaalt dat de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht hier vanaf getrokken moet worden, tenzij dat al bij een andere straf is gedaan;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit:
een leerstraf, zijnde de gedragsinterventie Tools4U voor de tijd van
20 UREN;
beveelt, voor het geval dat de verdachte de leerstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
10 DAGEN;
en
een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van

40 UREN;

beveelt, voor het geval dat de verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
20 DAGEN;
bepaalt dat
deze werkstrafniet ten uitvoer zullen worden gelegd als de verdachte zich tot het einde van de proeftijd, die
2 jaaris, houdt aan de volgende voorwaarden:
1. dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. dat hij gedurende het eerste jaar van de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect -
contact zal leggen of laten leggen met de [medeverdachte 1] (geb. [geboortedag 2] -2004),
[medeverdachte 3] (geb. [geboortedag 3] -2004) en [medeverdachte 2] (geb. [geboortedag 4] -2000);
heft op het geschorste beveltot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vordering van de [aangever] hoofdelijk toe voor het bedrag van
€ 1.782,69, vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 25 maart 2020 tot de dag waarop de vordering is betaald en veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 0,00, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte de vordering niet in zijn geheel hoeft te betalen als zijn mededaders hun deel hebben betaald;
legt aan de verdachte op de verplichting om
€ 445,67aan de Staat te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 25 maart 2020 tot de dag waarop het bedrag is betaald, voor [aangever]
;
bepaalt de maximale duur van de gijzeling op
0 dagenals de verdachte niet voldoet aan zijn betalingsverplichting;
bepaalt dat door betaling aan de Staat, de verplichting om aan de benadeelde partij te betalen vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, voorzitter,
mr. L.K. van Zaltbommel, rechter,
en mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 15 oktober 2020.

Voetnoten

1.De hierna genoemde pagina’s zijn te vinden in het dossier van Politie Eenheid Den Haag, met het
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever] , met bijlagen, p. 146-157.
3.Proces-verbaal van verhoor [aangever] . p. 506-508.
4.Een geschrift, een geneeskundige verklaring d.d. 19 mei 2020 van dr. [naam 1] , p. 509.
5.Een geschrift, het contactjournaal van de huisarts van aangever, dr. [naam 2] .
6.Proces-verbaal van verhoor [getuige 4] , p. 159-159.
7.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 160-161.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 281.
9.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 164-166.
10.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, p. 195-196.
11.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, 236-241.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 368.
13.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 299-302.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 237.
15.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 197-203.
16.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p.204-210.
17.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, p. 536-537.
18.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, p. 353-357.
19.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p.197-203.
20.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p.204-210.
21.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, p. 536-537.
22.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p.310-316.
23.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 317-322.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 544-545.
25.Proces-verbaal van verhoor minderjarige [verdachte] , p. 394.