Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Procedure
- de dagvaarding met producties van 20 december 2019;
- de incidentele vordering ex artikel 843a Rv tevens houdende een conclusie van antwoord, met producties;
- het antwoord in het incident.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 september 2020 uitspraak gedaan in een incident ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eiser, die van 1 november 2001 tot 8 oktober 2014 als zeefdrukker bij de besloten vennootschap Drukkerij Vegron B.V. werkzaam was, heeft zich ziekgemeld en stelt dat hij arbeidsongeschikt is geraakt door blootstelling aan schadelijke stoffen tijdens zijn werk. Hij heeft Vegron aansprakelijk gesteld op basis van artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 3 van de Arbowet, en vordert schadevergoeding.
In het incident heeft Vegron gevorderd dat de eiser medische informatie overlegt, waaruit blijkt waaraan hij lijdt. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat Vegron geen rechtmatig belang heeft bij de gevorderde medische informatie, omdat de hoofdzaak nog niet inhoudelijk is behandeld. De rechter heeft benadrukt dat een belangenafweging moet plaatsvinden tussen het rechtmatig belang van Vegron en de privacy van de eiser. De privacy van de eiser prevaleert in dit geval, vooral omdat Vegron niet heeft onderbouwd waarom de gevraagde medische stukken relevant zijn.
De kantonrechter heeft de vordering van Vegron afgewezen en bepaald dat Vegron als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van het incident moet vergoeden. Tevens is aangekondigd dat er een datum voor een mondelinge behandeling in de hoofdzaak zal worden vastgesteld, waarbij partijen hun verhinderdata kunnen doorgeven aan de rechtbank.