ECLI:NL:RBDHA:2020:10245

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
14 oktober 2020
Zaaknummer
09/194524-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal door zich voor te doen als politieagenten

Op 14 oktober 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van diefstal. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 11 oktober 2017 in 's-Gravenhage, waarbij de verdachte samen met anderen zich voordeed als politieagenten om een Oekraïense toerist, [slachtoffer], te bedriegen en geldbedragen van hem te stelen. Tijdens de zitting op 30 september 2020 heeft de officier van justitie, mr. B. de Jonge, gepleit voor bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde diefstal. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, die de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal aantoonden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar verklaarde het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 170 dagen, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen gelast.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/194524-18
Datum uitspraak: 14 oktober 2020
Tegenspraak - na aanhouding niet verschenen
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum 1] 1988 [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
[adres 1] ).

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het inhoudelijk onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 30 september 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. de Jonge en van hetgeen door de raadsvrouw mr. D. Bouwmeester naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 oktober 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van 2000 euro en/of 1500 dollar, door
zich voor te doen als agenten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 oktober 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 2000 euro en/of 1500 dollar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededaders.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van al hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd. Voor zover van belang zal het standpunt van de verdediging hierna nader uiteengezet worden en zal de rechtbank hier nader op ingaan.
3.3
Vrijspraak primair ten laste gelegde feit
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit, nu niet bewezen kan worden dat aangever is bewogen tot
afgiftevan de genoemde geldbedragen Zoals hierna zal worden overwogen is daarentegen sprake geweest van het
wegnemenvan geld.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Aangifte
Op 11 oktober 2017 heeft [slachtoffer] , afkomstig uit Oekraïne en die dag met zijn zoon en vrouw op het [adres 2] te Den Haag, aangifte gedaan van oplichting. Omstreeks 13.43 uur werd zijn zoon in het Engels aangesproken door een onbekende man (NN 1) die hem vroeg naar de weg. Twee minuten later kwamen er twee onbekende mannen naar zijn zoon gelopen die zich legitimeerden als politieagenten, met pasjes waarop een pasfoto te zien was. De politieagenten vroegen in het Engels aan de zoon van aangever of hij zich bezighield met drugs of het wisselen van geld. Ook werd aangevers zoon gevraagd zich te legitimeren. Aangever had de paspoorten van het gezin in zijn schoudertas. Ook aangever en zijn vrouw moesten hun documenten laten zien. De man die had geïnformeerd naar de weg werd ook gecontroleerd. Eén van de politieagenten (hierna: NN 2) bekeek de inhoud van de schoudertas van aangever en haalde aangevers geld eruit om deze samen met de andere agent (hierna: NN 3), te controleren op echtheid. NN 2 gaf het geld aan NN 3 en zei dat ze in Nederland niet op straat moesten wisselen. NN 3 gaf de drie paspoorten en een deel van het geld terug en duwde na overhandiging de hand van aangever in diens schoudertas. Met zijn andere hand deed NN 3 het andere deel van het geld in zijn (eigen) jaszak. De politieagenten zeiden dat aangever met zijn gezin weg kon gaan. De politieagenten en de man die de weg gevraagd had, wilden weglopen, maar aangever riep meerdere malen dat ze moesten stoppen. In plaats van hier gehoor aan te geven, renden ze er echter vandoor. De politieagenten stapten in een donkere auto. Aangever volgde hen en trok NN 3 uit de auto (vanaf de bestuurderszijde). Terwijl aangever worstelde met NN 3, verliet NN 2 de auto (vanaf de bijrijderszijde) en rende ervandoor (in de richting van het [adres 3] ). Ook NN 3 wist te ontkomen en rende ervandoor (in de richting van de [adres 4] ). Aangever controleerde zijn schoudertas en zag dat er een bedrag van € 2.000,- in biljetten van 50, en een bedrag van $ 1.500,- in biljetten van 100 en 20, was weggenomen. [2]
Huurauto op naam van de verdachte
De door aangever genoemde auto, die de mannen door ingrijpen van aangever niet konden gebruiken als vluchtauto, is onderzocht. Het betrof een grijskleurige Suzuki Swift, voorzien van [kenteken] . De auto bleek te zijn gehuurd bij [naam bedrijf] op naam van de verdachte ( [verdachte] , [geboortedatum 2] 1988 te Boekarest, Roemenië) waarbij het e-mailadres [e-mailadres] en het [telefoonnummer 1] waren opgegeven. De huur was ingegaan op 7 oktober 2017 om 12.24 uur en zou op 9 oktober 2017 om 12.24 uur eindigen. De huur is verlengd op 9 oktober 2017 om 16.29 uur tot maandag 16 oktober 2017 12.24 uur. [3] De huur van de genoemde Suzuki is voldaan vanaf de Roemeense bankrekening van de verdachte. [4]
Opgegeven telefoonnummer op de autohuurovereenkomst
Het genoemde Roemeense [telefoonnummer 1] is op 11 oktober 2017 om 13.30 uur gebruikt om een uitgaand telefoongesprek te voeren met een ander Roemeens telefoonnummer. De mastlocatie betrof de [adres 5] in Den Haag (ongeveer 2 kilometer van de plaats delict). Om 13.56 uur werd met het genoemde telefoonnummer opnieuw een uitgaand gesprek gevoerd met een Roemeens telefoonnummer. De mastlocatie betrof de [adres 6] te Den Haag (ongeveer anderhalve kilometer van de plaats delict). Om 13.59 uur werd met het genoemde telefoonnummer een uitgaand telefoongesprek gevoerd met het Roemeense telefoonnummer dat ook om 13.30 uur werd gebeld. [5]
Camerabeelden
Door [verbalisant 1] is gerelateerd met betrekking tot de camerabeelden in de omgeving van de plaats delict. De verbalisant heeft gerelateerd dat op de beelden (van 11 oktober 2017 omstreeks 13.45 uur van de plaats delict) te zien is dat er ‘een situatie gaande is aan de bestuurderszijde van de grijze personenauto’ en dat kennelijk de bestuurder van de auto wegrent, eerst richting de [adres 7] en daarna in de richting van de [adres 8] . Vervolgens wordt de man waargenomen door een camera op de [adres 8] terwijl hij nog steeds rent (in de richting van het [adres 10] ). De verbalisant noemt het volgende signalement van deze man, genoemd ‘man 1’: blanke huidskleur, normaal postuur, tussen de 1.60 en 1.70 meter lang, donkerbruin/zwart dekkend haar met opvallende inhammen bij de slapen, driedagenbaardje, donkerblauwe dunne gewatteerde jas van fijne snit met horizontaal stiksel, lichtgrijze strakke spijkerbroek met slijtplekken nabij de knievlakken, lage wit met grijze sportschoenen. [6]
Herkenningen van de verdachte op camerabeelden
In een proces-verbaal van bevindingen is door [verbalisant 1] gerelateerd dat hij de man die hij in het hiervoor genoemde proces-verbaal met betrekking tot de camerabeelden ‘man 1’ noemde zeer waarschijnlijk de verdachte betreft. De verbalisant komt tot deze bevinding op basis van een vergelijking met de pasfoto op de Roemeense identiteitskaart van de verdachte. [7]
Ook door [verbalisant 2] is deze man op de camerabeelden herkend als de verdachte. De verbalisant komt tot deze herkenning op basis van het contact dat hij had met de verdachte bij zijn aanhouding op 28 september 2018 en later op 2 oktober 2018. [8]
Conclusie: bewezenverklaring subsidiair
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde diefstal van aangever [slachtoffer] . De rechtbank overweegt hiertoe in het bijzonder dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de auto die zich op de plaats delict bevond en waarmee de daders wilden vluchten, een aantal dagen daarvoor was gehuurd door de verdachte. Het in de autohuurovereenkomst genoemde mobiele telefoonnummer van de huurder werd kort voor en kort na de oplichting gebruikt om te bellen met twee verschillende Roemeense mobiele telefoonnummers. Dit wijst er naar het oordeel van de rechtbank op dat de verdachte op die momenten contact had met zijn mededaders. De masten die bij die gelegenheden werden aangestraald bevonden zich bovendien in de omgeving van de plaats delict. Dit wijst er naar het oordeel van de rechtbank op dat de verdachte zich op die momenten nabij dan wel op de plaats delict bevond. Behalve dit indirecte bewijs voor de aanwezigheid van de verdachte op de plaats delict, zijn er de camerabeelden. De rechtbank ziet, mede gelet op de goede kwaliteit van de camerabeelden die het mogelijk maakten een vrij nauwkeurig signalement op te stellen, geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van de betreffende verbalisanten met betrekking tot deze beelden en de daarop gebaseerde herkenningen van de verdachte als één van de daders. [verbalisant 2] heeft de verdachte tot tweemaal toe in persoon ontmoet. De rechtbank merkt op dat de verdachte kennelijk niet alleen degene was die de vluchtauto had gehuurd en betaald, maar ook degene was die de vluchtauto zou gaan besturen, hetgeen werd verhinderd door aangever [slachtoffer] .
De rechtbank gaat hiermee voorbij aan het verweer van de verdediging inhoudende dat (zo begrijpt de rechtbank) de verdachte weliswaar de genoemde auto heeft gehuurd maar hier zelf geen gebruik van heeft gemaakt, maar een kennis van hem wel, nu dit verweer naar het oordeel van de rechtbank voldoende wordt weerlegd door de genoemde bewijsmiddelen.
Opmerking verdient nog dat de tenlastelegging gezien de tekst daarvan is toegesneden op de artikelen 47 en 310 Sr en niet op artikel 311 lid 1 sub 4 Sr.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op 11 oktober 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 2000 euro en 1500 dollar, toebehorende aan [slachtoffer] .

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft niet (subsidiair) een strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking. De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de diefstal van twee grote contante geldbedragen uit de schoudertas van een Oekraïense toerist die samen met zijn vrouw en zoon in Nederland was. De verdachte vroeg aan de zoon naar de weg. Vervolgens deden twee mededaders zich voor als politieagenten en hebben zij de geldbedragen uit de schoudertas gehaald en meegenomen.
Misdrijven als het onderhavige hebben vaak ingrijpende gevolgen voor de slachtoffers. Niet alleen is er financiële schade, in de onderhavige zaak zelfs een aanzienlijke, maar vaak heeft het ook tot gevolg dat de slachtoffers zich niet meer veilig voelen op straat en ze bang zijn om nog een keer het slachtoffer te worden. Het door de verdachte en zijn mededaders gepleegde misdrijf heeft dan ook een grotere impact gehad op de slachtoffers dan alleen financiële overlast. De rechtbank rekent dit alles de verdachte ernstig aan.
Het zich voordoen als politieagent merkt de rechtbank aan als een zeer kwalijke en strafverzwarende omstandigheid. De verdachte ondermijnt aldus het publieke vertrouwen in ambtsdragers.
De rechtbank heeft acht geslagen op het (internationale) strafblad van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte al herhaaldelijk eerder onherroepelijk is veroordeeld tot gevangenisstraffen in verband met vergelijkbare misdrijven, in niet minder dan zes andere Europese landen. De rechtbank constateert op basis van het (internationale) strafblad van de verdachte dat er sprake is van veelvuldige recidive, waarbij één veroordeling van minder dan vijf jaar geleden stamt. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde feit mee.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur. Het volgen van de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf conform het voorarrest, acht de rechtbank passend en geboden. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. De rechtbank acht een misdrijf als het onderhavige echter, gelet op de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden van een zwaardere orde dan eenvoudige diefstal (in vereniging) of zakkenrollerij.

7.De inbeslaggenomen goederen

Beslaglijst:
1. stk. telefoontoestel (omschrijving: zwart, merk Samsung);
2. 1 stk. telefoontoestel (omschrijving: Alcatel one touch).
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst) genoemde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst genoemde voorwerpen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit:
het medeplegen van diefstal;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 170 (honderdzeventig) dagen;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 1 en 2 genoemde voorwerpen, te weten:
1. stk. telefoontoestel (omschrijving: zwart, merk Samsung);
2. 1 stk. telefoontoestel (omschrijving: Alcatel one touch).
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. Gruijters, voorzitter,
mr. S.M. van der Schenk, rechter,
mr. B.F.M. Klappe, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 oktober 2020.
Mr. Klappe is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2018266502, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, basisteam [adres 9] , met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 183).
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] op 11 oktober 2017, p. 29-30.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 51.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 136.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 112.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 36-37.
7.Proces-verbaal van bevindingen (herkenning [verdachte] ), p. 106.
8.Proces-verbaal van bevindingen (herkenning [verdachte] ), p. 108.