ECLI:NL:RBDHA:2020:10238
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Algerijnse nationaliteit wegens veilig land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Algerijnse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser had zijn aanvraag ingediend op 29 augustus 2020 en stelde dat de situatie in Algerije slecht was, wat hem had doen besluiten zijn land in 2013 te verlaten. Hij had in verschillende Europese landen asiel aangevraagd, maar was niet verschenen op de zitting, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door een gemachtigde.
De rechtbank oordeelde dat de nationaliteit en identiteit van eiser geloofwaardig waren, maar dat de problemen in Algerije niet konden worden herleid tot een schending van het Vluchtelingenverdrag of het EVRM. De rechtbank concludeerde dat Algerije als veilig land van herkomst kan worden beschouwd en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat dit in zijn geval anders was. Bovendien had eiser zijn medische problemen niet onderbouwd met documenten, wat zijn verzoek om uitstel van vertrek ondermijnde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen.
De uitspraak benadrukt de hoge drempel voor asielzoekers om aan te tonen dat hun land van herkomst niet veilig is, en dat sociaaleconomische motieven niet voldoende zijn om asiel te verkrijgen. De rechtbank wees erop dat eiser zich tot de Algerijnse autoriteiten kan wenden in geval van problemen, en dat de staatssecretaris geen aanleiding had om uitstel van vertrek te verlenen, ook niet in het licht van de Coronapandemie.