ECLI:NL:RBDHA:2020:10238

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
NL20.17061
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Algerijnse nationaliteit wegens veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Algerijnse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser had zijn aanvraag ingediend op 29 augustus 2020 en stelde dat de situatie in Algerije slecht was, wat hem had doen besluiten zijn land in 2013 te verlaten. Hij had in verschillende Europese landen asiel aangevraagd, maar was niet verschenen op de zitting, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door een gemachtigde.

De rechtbank oordeelde dat de nationaliteit en identiteit van eiser geloofwaardig waren, maar dat de problemen in Algerije niet konden worden herleid tot een schending van het Vluchtelingenverdrag of het EVRM. De rechtbank concludeerde dat Algerije als veilig land van herkomst kan worden beschouwd en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat dit in zijn geval anders was. Bovendien had eiser zijn medische problemen niet onderbouwd met documenten, wat zijn verzoek om uitstel van vertrek ondermijnde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen.

De uitspraak benadrukt de hoge drempel voor asielzoekers om aan te tonen dat hun land van herkomst niet veilig is, en dat sociaaleconomische motieven niet voldoende zijn om asiel te verkrijgen. De rechtbank wees erop dat eiser zich tot de Algerijnse autoriteiten kan wenden in geval van problemen, en dat de staatssecretaris geen aanleiding had om uitstel van vertrek te verlenen, ook niet in het licht van de Coronapandemie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Den Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.17061

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.S. Sewdajal),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Ch.R. Vink).

ProcesverloopBij besluit van 14 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.17062, plaatsgevonden op 7 oktober 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht vooraf niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1988. Op 29 augustus 2020 heeft eiser een asielaanvraag ingediend en daarbij gesteld dat de situatie in zijn land slecht is. De combinatie van corruptie, onderdrukking en de economische omstandigheden maakte dat eiser zijn land in 2013 heeft verlaten om in Europa een beter bestaan te zoeken. Eiser heeft in verschillende Europese landen een asielaanvraag ingediend.
2 Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
De nationaliteit, identiteit en herkomst van eiser acht verweerder geloofwaardig.
Dat eiser zijn land van herkomst heeft verlaten vanwege de slechte leefomstandigheden volgt verweerder ook. Deze problemen zijn echter niet te herleiden tot het Vluchtelingenverdrag en leiden evenmin tot de conclusie dat sprake is van schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Eiser heeft nooit persoonlijke problemen ondervonden door de leefomstandigheden in zijn land.
Verder is Algerije als veilig land van herkomst aangemerkt en heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat dit in zijn geval anders is.
Daarnaast is aan eiser geen uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw. Eiser heeft zijn medische problemen niet onderbouwd met documenten.
3 Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij een verwarde man is en door het jarenlange rondzwerven door Europa psychische problemen heeft gekregen. Eiser kan deze onderbouwen met zijn Duitse en/of Oostenrijkse medische dossiers.
Eiser kan een gevaar voor zijn eigen leven vormen als hij geen adequate psychische hulp ontvangt. Omdat in Algerije geen adequate medische hulp beschikbaar is zal eiser bij terugkeer naar zijn land van herkomst in een situatie strijdig met artikel 3 van het EVRM terechtkomen.
Verweerder dient eiser ingevolge artikel 64 van de Vw een uitgestelde vertrektermijn te gunnen op grond van de hiervoor aangevoerde medische problematiek. Bovendien is de Coronapandemie een uitzonderlijke omstandigheid die meegewogen dient te worden bij de beoordeling van het verlenen van uitstel van vertrek.
4 De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank in het nadeel van eiser bij de besluitvorming mogen betrekken dat hij in verschillende Europese landen asiel aangevraagd heeft, zonder de beslissing op deze aanvragen af te wachten. Dat duidt er niet op dat er bij eiser sprake is van een oprechte, nopende behoefte aan bescherming.
4.2
Los daarvan is niet in geschil dat Algerije in het algemeen als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Gelet daarop ligt het op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Algerije in zijn individuele geval niet als veilig is aan te merken. Hierbij geldt een hoge drempel.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat Algerije jegens hem zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen en daarom niet als veilig land van herkomst voor eiser persoonlijk kan worden beschouwd. Verweerder heeft in dat kader terecht vastgesteld dat eiser alleen sociaaleconomische motieven heeft aangedragen ter onderbouwing van zijn asielaanvraag. In het geval van problemen kan eiser richten tot de Algerijnse autoriteiten. Eisers standpunt dat hij in het geval hij toch problemen zou krijgen van de autoriteiten geen bescherming kan krijgen, is door verweerder terecht niet gevolgd. Eiser baseert zich bij deze stelling alleen op wat hij van anderen heeft gehoord.
Verweerder heeft zich aldus terecht op het standpunt gesteld dat Algerije ook ten aanzien van eiser als veilig land van herkomst kan worden beschouwd.
5 Verweerder heeft voorts geen aanleiding hoeven zien om eiser gezien de aangevoerde medische omstandigheden op basis van artikel 64 van de Vw uitstel van vertrek te verlenen.
Eiser heeft tijdens het gehoor niet aangegeven medische problemen te hebben. Daarnaast heeft eiser zijn gestelde medische problemen in het geheel niet onderbouwd, hetgeen wel op zijn weg had gelegen. Dat verweerder in de Coronapandemie aanleiding had moeten zien om eiser uitstel van vertrek te verlenen, volgt de rechtbank niet, omdat daar geen enkele grondslag voor is.
6 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft verweerder de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b van de Vw mocht verweerder daarom tevens bepalen dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten.
7 Het beroep is ongegrond.
8 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Badermann, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.