ECLI:NL:RBDHA:2020:10236
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak van Sri Lankaanse nationaliteit
In de zaak tussen de verzoeker, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure, welke door de staatssecretaris op 22 juli 2020 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 7 oktober 2020, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. Ch.R. Vink, en een tolk, A.P. Shanthan. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M.E. Muller. Tijdens de zitting werd ook de zaak NL20.14456 behandeld, die samenhing met het beroep van de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de uitspraak in de aanverwante zaak NL20.14456, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, in aanwezigheid van griffier mr. A. Badermann, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.