Uitspraak
REchtbank DEN Haag
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker
het college van burgemeester en wethouders van Westland, verweerder
[derde partij] B.V., te Naaldwijk,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker tegen het college van burgemeester en wethouders van Westland. Verzoeker, die sinds 1971 op het perceel aan de Burgemeester Crezéelaan 66 in De Lier woont, is door verweerder gelast het gebruik van de woning en bijbehorende gronden te beëindigen op straffe van een dwangsom. Dit besluit volgde op een handhavingsverzoek dat was ingediend naar aanleiding van het gebruik van de woning in strijd met het bestemmingsplan "Glastuinbouwgebied Westland". Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij en zijn echtgenote, die beiden de leeftijd van tachtig jaar hebben gepasseerd, in hun vertrouwde omgeving willen blijven wonen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker een zwaarwegend belang heeft bij het voortzetten van zijn verblijf in de woning, vooral gezien zijn gezondheidstoestand en de gevolgen van een verhuizing. De voorzieningenrechter oordeelt dat de belangen van verzoeker zwaarder wegen dan de handhavingsbelangen van verweerder. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit en het primaire besluit geschorst tot zes weken na de uitspraak in de bodemprocedure. Tevens is verweerder opgedragen het griffierecht aan verzoeker te vergoeden.
De uitspraak benadrukt de noodzaak om de belangen van oudere bewoners in overweging te nemen bij handhavingsprocedures, vooral wanneer er sprake is van gezondheidsproblemen en langdurig verblijf in een woning.