ECLI:NL:RBDHA:2020:10221
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie op basis van de Wet zorg en dwang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2020 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) om een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf van een cliënt in een zorginstelling. Het verzoek was ingediend op 15 september 2020 en betrof een cliënt, geboren in 1944, die momenteel verblijft in een accommodatie. De advocaat van de cliënt, mr. A.M.D. Naarden, heeft tijdens de mondelinge behandeling opgemerkt dat de medische verklaring, opgesteld door een arts verbonden aan de zorgaanbieder, niet voldoet aan de eisen van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft echter besloten om geen consequenties te verbinden aan deze schending, anticiperend op een voorgenomen wijziging van de wet die deze eis mogelijk zal laten vervallen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, namelijk dementie, en dat deze aandoening leidt tot ernstig nadeel. De rechtbank oordeelt dat opname en verblijf in een accommodatie noodzakelijk zijn om dit ernstige nadeel te voorkomen. Ondanks het verzet van de cliënt tegen opname, zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden beschikbaar. De rechtbank heeft daarom besloten om de rechterlijke machtiging voor een periode van zes maanden te verlenen, tot en met 6 april 2021.
De beschikking is gegeven door rechter mr. R.G.C. Veneman, bijgestaan door griffier K.D. van den Berg, en is uitgesproken tijdens een openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.