ECLI:NL:RBDHA:2020:10208

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
09/757322-05
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling van terbeschikkinggestelde na drievoudige moord en verbergen van lichamen

Op 13 oktober 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een terbeschikkinggestelde die in 2007 is veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging voor een drievoudige moord en het verbergen van de lichamen. De terbeschikkingstelling is in 2018 ingegaan. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen toegewezen, omdat de stoornis en kans op herhaling nog steeds aanwezig zijn. Het verzoek om nader onderzoek door gedragsdeskundigen en om de terbeschikkingstelling slechts met één jaar te verlengen, is afgewezen.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 1 en 29 september 2020, waarbij de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman, mr. N.A. Heidanus, zijn gehoord, evenals de officier van justitie, mr. C.A.M. Eijgenraam, en deskundige M.M. Beijer. De kliniek adviseerde tot verlenging van de terbeschikkingstelling, omdat de terbeschikkinggestelde gediagnosticeerd is met een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis en secundair narcisme. Ondanks zijn goede gedrag in de kliniek, blijft de kans op herhaling aanwezig, vooral in situaties waarin hij zijn grenzen niet kan aangeven.

De rechtbank oordeelde dat de terbeschikkinggestelde nog aan het begin van zijn behandeling staat en dat de veiligheid van anderen een verlenging van de maatregel eist. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, terwijl het verzoek om een onderzoek door gedragsdeskundigen werd afgewezen. De beslissing is gebaseerd op artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Parketnummer: 09/757322-05
Raadkamernummer: 20/2059

Beslissing van 13 oktober 2020

Beslissing van de rechtbank Den Haag, rechtdoende in strafzaken, op de vordering van de officier van justitie van 7 juli 2020 om de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, in de zaak van:
[terbeschikkinggestelde] ,
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ,
verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) De Oostvaarderkliniek (hierna: de kliniek),
(hierna: de terbeschikkinggestelde),
die bij arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 13 april 2007 ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken die zijn vermeld in de bijlage.

De procedure

De rechtbank heeft de vordering op 1 september 2020 en 29 september 2020 ter zitting behandeld. De terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.A. Heidanus, is gehoord. Tevens is de officier van justitie mr. C.A.M. Eijgenraam gehoord.
Daarnaast is M.M. Beijer, GZ-psycholoog bij de kliniek, als deskundige gehoord.
De terbeschikkinggestelde en zijn raadsman zijn als gevolg van de getroffen maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus via videoverbinding ter zitting gehoord. De officier van justitie en de deskundige waren ter zitting fysiek aanwezig.

Het advies van de kliniek

De kliniek heeft geadviseerd tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar. De terbeschikkinggestelde is gediagnosticeerd met een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis en secundair narcisme. Sinds augustus 2018 verblijft hij in de kliniek en toont hij zich als de perfecte patiënt. Het proactief aangeven van grenzen blijft voor hem moeilijk, hetgeen zijn casus ingewikkeld maakt, aangezien hij in zo’n situatie tot het indexdelict is gekomen. De delictanalyse is inmiddels afgerond; de boosheid richting zijn vrouw is nog altijd merkbaar, ten aanzien van het doden van zijn kinderen ervaart de terbeschikkinggestelde berouw, verdriet en schaamte. De terbeschikkinggestelde heeft in de afgelopen jaren een sterker zelfbeeld ontwikkeld en beschikt in een intramurale omgeving over goede oplossingsvaardigheden. Bij onmiddellijke beëindiging van de terbeschikkingstelling is de kans op herhaling op korte termijn laag. Dit is gebaseerd op de zeer specifieke situatie waarin het indexdelict zich heeft afgespeeld. Op langere termijn kan het recidiverisico oplopen tot matig, indien sprake is van een ‘vastgelopen’ relatie waarbij factoren aanwezig zullen zijn zoals het verliezen van autonomie en waarbij de terbeschikkinggestelde zichzelf wegcijfert. Dat zijn factoren die in het verleden hebben bijgedragen aan het plegen van de indexdelicten.
De komende periode zal de terbeschikkinggestelde verlof verder gaan praktiseren, zal de behandeling gericht op zijn persoonlijkheidsproblematiek worden voortgezet en zal het mogelijk gemaakt worden om buiten de kliniek te gaan werken. Hierbij zal onder meer aandacht zijn voor het verstevigen van zelfwaardering en het opkomen voor zichzelf. De terbeschikkinggestelde staat relatief aan het begin van zijn behandeling en om het traject op passende wijze vorm te kunnen geven is voortzetting van het verblijf in de kliniek noodzakelijk.
Deskundige M.M. Beijer heeft in aanvulling op het advies ter zitting naar voren gebracht dat in de aanloop naar de oplegging van de terbeschikkingstelling veel discussie is geweest over het al dan niet aanwezig zijn van een stoornis bij de terbeschikkinggestelde. Door de kliniek is een delictanalyse uitgevoerd en daaruit is een persoonlijkheidsstoornis naar voren gekomen. De diagnose van de stoornis van de terbeschikkinggestelde en het verlengingsadvies zijn tot stand gekomen op basis van samenwerking en onderzoek door alle betrokken behandelaren, van wie één behandelaar de terbeschikkinggestelde al behandelt sinds de detentiefase. De behandeling van de terbeschikkinggestelde in detentie was voornamelijk gericht op het verwerken van het verlies en het ombrengen van zijn kinderen. Het opnieuw doen van een persoonlijkheidsonderzoek zal niet leiden tot een andere diagnose of meer inzichten.

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde

De terbeschikkinggestelde en zijn raadsman hebben ter zitting naar voren gebracht dat het van groot belang is dat geruisloze overgang van de kliniek naar de samenleving zal plaatsvinden.
De raadsman heeft beëindiging van de terbeschikkingstelling verzocht omdat geen sprake (meer) is van een persoonlijkheidsstoornis. De terbeschikkinggestelde is klaar met zijn behandeling en door de kliniek zijn twijfels geuit over de aanwezigheid van een stoornis bij de terbeschikkinggestelde. In het advies van de kliniek stond de eindconclusie al vast, waarbij argumenten zijn aangevoerd die nodig zijn om deze conclusie te kunnen dragen, omdat het niet maatschappelijk geaccepteerd zou worden dat iemand die is veroordeeld voor dergelijk ernstige feiten al na twee jaren klaar is met zijn behandeling.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de zitting te schorsen voor nader onderzoek door een psychiater, psycholoog of deskundigen van het Pieter Baan Centrum, naar de reële aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis bij de terbeschikkinggestelde. Meer subsidiair is verzocht om verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar, om de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling te onderzoeken.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaar.

Het oordeel van de rechtbank

Indexdelict
De maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd vanwege moord, meermalen gepleegd, en het verbergen, wegvoeren en wegmaken van een lijk, met het oogmerk om het feit te verhelen, meermalen gepleegd
.
Op grond van de bewezenverklaring en de kwalificatie van de strafbare feiten stelt de rechtbank vast dat sprake was van misdrijven die waren gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Stoornis en herhalingsgevaar
Op grond van het advies stelt de rechtbank vast dat de stoornis van de terbeschikkinggestelde nog steeds aanwezig is. De kliniek heeft de terbeschikkinggestelde op 18 mei 2020 gediagnosticeerd met een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis en secundair narcisme. Uit de inhoud van het advies van de kliniek, de daarop ter zitting gegeven toelichting door de deskundige en de overgelegde notulen van de bespreking (notulen BHP) is voldoende inzichtelijk hoe het advies tot stand is gekomen. Dit advies is opgesteld door behandelaars van de terbeschikkinggestelde vanuit verschillende disciplines en op basis van hun bevindingen. De rechtbank acht zich op basis van deze bevindingen, conclusies en adviezen voldoende ingelicht. Daarom zal het verzoek van de raadsman om een nader onderzoek door gedragsdeskundigen of observatie door het Pieter Baan Centrum worden afgewezen.
Daarnaast komt in het advies naar voren dat de kans op herhaling bij de onmiddellijke beëindiging van de maatregel op de lange termijn matig aanwezig is.
Verlenging
Uit het advies van de kliniek, en de ter zitting door de deskundige gegeven toelichting daarop, blijkt dat de terbeschikkinggestelde nog aan het begin van de behandeling van zijn onderliggende problematiek staat en dat pas zeer recent is aangevangen met begeleide verloven. Om het traject verder op een passende wijze vorm te kunnen geven en het risico op recidive zo ver mogelijk in te perken, is voortzetting van het verblijf in de kliniek nog noodzakelijk.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen de verlenging van de maatregel eist en dat de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar moet worden verlengd. Immers, alleen als te verwachten valt dat binnen één jaar de situatie zodanig is gewijzigd dat een andere beslissing van de rechtbank aan de orde is, zoals een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling, is verlenging met één jaar aangewezen. Een dergelijke situatie doet zich hier gelet op het stadium van de behandeling van de terbeschikkinggestelde en van het verloftraject niet voor. Het verzoek om verlenging met één jaar zal hierom worden afgewezen.

De toepasselijke wetsartikelen

Deze beslissing is gebaseerd op artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met
twee jaar;
wijst af het verzoek om een onderzoek door gedragsdeskundigen te laten verrichten of de terbeschikkinggestelde te laten observeren in het Pieter Baan Centrum.
Aldus beslist te Den Haag door:
mr. J.C. U-A-Sai, voorzitter,
mr. M.M. Meessen, rechter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Moese en mr. L. Konings, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2020.

Bijlage

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het arrest van het gerechtshof 's-Gravenhage van 13 april 2007, waarbij de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege werd gelast;
  • het verlengingsadvies van de kliniek van 12 juni 2020;
  • de wettelijke aantekeningen tot en met het eerste kwartaal van 2020;
  • het advies van het Adviescollege Verloftoetsing TBS van 14 februari 2020;
  • BHP-notulen, van de bespreking van 4 mei 2020;
  • de vordering van de officier van justitie, ingekomen op 16 juli 2020;
  • het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden zitting van de rechtbank Den Haag op 1 september 2020, in verband met de onderhavige vordering van de officier van justitie strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling.