ECLI:NL:RBDHA:2020:10200

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
C/09/599275 / KG RK 20-1128
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek en oplegging wrakingsverbod in civiele procedure

Op 12 oktober 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van ZHOLD Services B.V. tegen de rechters T.A. de Hek, C.M. van der Kleijn en R.E. Perquin. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van procedurele gang van zaken voorafgaand aan de mondelinge behandeling van een eerder wrakingsverzoek. Verzoekster stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar verhinderdata, dat de zitting te kort op de datum was gepland en dat zij niet was geïnformeerd over de reactie van de gewraakte rechter. De wrakingskamer oordeelde dat dergelijke procedurele beslissingen in beginsel geen grond voor wraking kunnen vormen, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die wijzen op vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor (de schijn van) vooringenomenheid van de rechters en wees het verzoek af. Tevens werd bepaald dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen, omdat het wrakingsverzoek zich niet richtte tegen het handelen van de gewraakte rechters, maar meer algemene problemen aan de orde stelde. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2020/57
zaak- /rekestnummer: C/09/599275 / KG RK 20-1128
hoofdzaak: C/09/599018 / KG RK 20-1115
Beslissing van 12 oktober 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
ZHOLD Services B.V.,
gevestigd te ’s-Gravenzande,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mrs. T.A. de Hek, C.M. van der Kleijn en R.E. Perquin,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.
Belanghebbenden in deze procedure zijn:
[belanghebbende 1]
en
Mr. M.E. Groeneveld-Stubbe.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 12 september 2020;
- de schriftelijke reactie van de rechters van 17 september 2020;
- de schriftelijke reactie van verzoekster naar aanleiding van het verweerschrift, ingekomen bij de rechtbank op 28 september 2020.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is verschenen:
- [gemachtigde verzoekster] , namens verzoekster.
De rechters hebben laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de zaak met nummer C/09/599018 / KG RK 20-1115 (hierna: de eerste wrakingsprocedure). In de eerste wrakingsprocedure was aan de orde het verzoek van verzoekster tot wraking van mr. Groeneveld-Stubbe, civiele rechter in deze rechtbank. De rechters vormden in de eerste wrakingsprocedure de behandelend wrakingskamer en zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling op hun beurt gewraakt.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. Verzoekster heeft mr. Groeneveld-Stubbe op 2 september 2020 gewraakt (hierna: het eerste wrakingsverzoek). Op 8 september 2020 ontving verzoekster een oproeping voor de mondelinge behandeling van het eerste wrakingsverzoek, zonder dat eerst de verhinderdata van verzoekster waren opgevraagd. Op 10 september 2020 heeft verzoekster per e-mail verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling in de eerste wrakingsprocedure. Hierop heeft de griffie van de rechtbank niet gereageerd. Ook is verzoekster niet geïnformeerd of de gewraakte rechter op het eerste wrakingsverzoek heeft gereageerd en is verzuimd deze reactie aan verzoekster toe te sturen. Deze feiten en omstandigheden vormen volgens verzoekster “voldoende aanleiding voor een objectieve rechtvaardiging voor de (subjectieve) vrees dat de rechters van de behandelend wrakingskamer in de eerste wrakingsprocedure in deze een vooringenomenheid zouden kunnen koesteren”. Verzoekster heeft daaraan nog toegevoegd dat zij wel genoodzaakt is een (dubbel) wrakingsverzoek in te dienen, omdat iedere mogelijkheid tot overleg met de rechtbank ontbreekt, zodat in dergelijke situaties niet tot een snelle en praktische oplossing kan worden gekomen.
2.3.
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het verzoek gereageerd. Zij hebben te kennen gegeven van mening te zijn dat hun handelen geen aanwijzing oplevert voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid, tegen welke achtergrond de rechters verzoeken de wraking ongegrond te verklaren.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Het wrakingsverzoek ziet op de procedurele gang van zaken voorafgaand aan de mondelinge behandeling van het eerste wrakingsverzoek, te weten het niet opvragen van verhinderdata, het niet uitstellen van de zittingsdatum, het op korte termijn plannen van een zitting en het niet informeren over de reactie van de gewraakte rechter. Voor zover hier sprake is van procedurele beslissingen van de rechters, geldt dat dergelijke beslissingen in beginsel geen grond kunnen vormen voor wraking. Dit is alleen anders, als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Hetgeen verzoekster in dit verband in haar wrakingsverzoek heeft gesteld levert geen aanwijzing op die tot dat oordeel zou moeten leiden. Zoals de rechters in hun schriftelijke reactie te kennen hebben gegeven, vindt de planning van een wrakingszitting volgens een vast periodiek zittingsrooster plaats, waarbij zaken zo spoedig mogelijk na binnenkomt worden behandeld. Het is daarom niet gebruikelijk om verhinderdata op te vragen. Verder hebben de rechters benadrukt dat een afschrift van de reactie van de rechter op de dag dat deze door de griffie van de wrakingskamer werd ontvangen, naar verzoekster is doorgestuurd. Als tijdens de mondelinge behandeling zou zijn gebleken dat verzoekster die (gelet op de korte termijnen) niet of niet tijdig zou hebben ontvangen, zou volgens de rechters op dat moment zijn bezien hoe daarmee zou moeten worden omgegaan. De rechters hebben ook naar voren gebracht dat hen geen verzoek tot uitstel van de zitting heeft bereikt. De wrakingskamer ziet in het handelen van de rechters dan ook geen grondslag voor de gestelde (schijn van) vooringenomenheid. Dit betekent dat het wrakingsverzoek wordt afgewezen.
3.3.
De wrakingskamer stelt vast dat namens verzoekster kanttekeningen zijn geplaatst bij de wijze waarop de rechtspraak zaken behandelt (in het bijzonder het ontbreken van een mogelijkheid tot overleg met de griffie en de behandelend rechter over de procedurele gang van zaken rondom zittingen, waarbij verzoekster de indruk heeft dat de rechter klem zit in regels en procedures die hij moet volgen). Ook heeft verzoekster er ter zitting op gewezen dat de wrakingsprocedure in de praktijk wordt uitgehold, omdat wrakingskamers in de regel nauwelijks aandacht besteden aan waar het verzoekers écht om gaat. Hoewel het te prijzen valt dat verzoekster actief wil meedenken over de manier waarop gerechtelijke procedures praktischer kunnen worden ingericht, is het indienen van een wrakingsverzoek daarvoor niet de aangewezen manier.
3.4
Omdat het wrakingsverzoek zich niet richt tegen het handelen van de gewraakte rechters en de wrakingsprocedure niet is bedoeld om meer algemene “problemen” aan de orde te stellen, zal de wrakingskamer bepalen dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de eerste wrakingsprocedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering:
• verzoekster;
• de rechters;
• de belanghebbenden.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. M. Kramer, O.M. Harms en J. Brandt in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.E. van Damme en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.