ECLI:NL:RBDHA:2020:10191
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake aanvraag uitkering Participatiewet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker tegen het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard. De zaak betreft een aanvraag om een uitkering ingevolge de Participatiewet, die door de verweerder buiten behandeling is gesteld. De verzoeker had op 3 juni 2020 een aanvraag ingediend, maar deze werd op 17 juni 2020 door verweerder afgewezen omdat niet alle gevraagde informatie was ingeleverd. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 1 oktober 2020, die via Skype plaatsvond, is de verzoeker verschenen met zijn gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De rechter oordeelde dat de verzoeker voldoende aannemelijk had gemaakt dat er een spoedeisend belang was, aangezien hij geen uitkering meer ontving en onvoldoende inkomsten had. Echter, de voorzieningenrechter concludeerde dat de aanvraag terecht buiten behandeling was gesteld, omdat de verzoeker niet alle gevraagde informatie had ingeleverd en de ingediende stukken onleesbaar waren. De verzoeker had de gelegenheid gekregen om de aanvraag aan te vullen, maar had dit niet tijdig gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.