Op 22 januari 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2018. De kinderrechter heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling toegewezen en het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen. De zaak kwam voort uit verzoekschriften van de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakten over de ontwikkeling van de minderjarige, die feitelijk in een netwerkpleeggezin verblijft. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft ingestemd met de ondertoezichtstelling, maar verzet zich tegen de uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de moeder en haar persoonlijke problematiek, waaronder middelengebruik en verminderde beschikbaarheid voor de minderjarige. Ondanks de zorgen is de kinderrechter van oordeel dat een uithuisplaatsing niet noodzakelijk is, gezien de alternatieven die nog beschikbaar zijn in het kader van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft besloten de minderjarige onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering voor de duur van één jaar, en heeft de beslissing tot uithuisplaatsing afgewezen, omdat dit de hechting tussen de moeder en de minderjarige zou kunnen schaden.