Op 22 januari 2020 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is ingeleid door een verzoekschrift van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, die als gecertificeerde instelling optreedt. De ouders van de minderjarigen, die gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag, hebben ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van één jaar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, nog steeds aanwezig zijn. Er is sprake van langdurige en complexe echtscheidingsproblematiek, wat leidt tot spanningen en problemen in de zorgregeling tussen de ouders. Dit heeft schadelijke gevolgen voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen.
De kinderrechter heeft de situatie van de ouders en de kinderen zorgvuldig gewogen. Ondanks enige vooruitgang in de communicatie tussen de ouders, is er onvoldoende verbetering in de situatie van de kinderen. De hulpverlening heeft nog geen significante resultaten opgeleverd, en er zijn zorgen over de coöperatie van de vader. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen moet worden weggenomen en dat dit niet onder de eigen verantwoordelijkheid van de ouders kan worden opgelost. Daarom is besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen van 29 januari 2020 tot 29 januari 2021, met behoud van de gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling.