Uitspraak
Scheiding
[X] ,
[Y] ,
Procedure
- het verzoekschrift met als nagezonden bijlage het originele betekeningsexploot;
- het verweerschrift;
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2020 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen de vrouw, [X], en de man, [Y]. Het verzoek tot echtscheiding was ingediend op 17 oktober 2019 en op 10 september 2020 gewijzigd. De vrouw werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. P.B. van Eck-Molenaar, terwijl de man werd bijgestaan door mr. A. Hofman. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder verzoekschriften en bijlagen van beide partijen, die betrekking hebben op de verdeling en verrekening van goederen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd en dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk niet is bestreden. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het verzoek tot echtscheiding gegrond is en toewijsbaar. Tijdens de procedure zijn partijen tot overeenstemming gekomen over een echtscheidingsconvenant, dat door de vrouw was overgelegd. De man heeft verklaard zich met deze regeling te verenigen.
De rechtbank heeft in haar beslissing de echtscheiding uitgesproken en het convenant, dat de onderlinge regeling van de betrekkingen na de echtscheiding vastlegt, aan de beschikking gehecht. Tevens is de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de oudste rechter de beschikking heeft getekend in afwezigheid van de voorzitter. De beschikking is openbaar uitgesproken op de zitting van 6 oktober 2020.