ECLI:NL:RBDHA:2020:10159

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2020
Publicatiedatum
12 oktober 2020
Zaaknummer
09/817047-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

TBS met voorwaarden opgelegd na brandstichting met levensgevaar

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 oktober 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 januari 2020 in Wateringen opzettelijk brand heeft gesticht in haar woning. Dit heeft levensgevaar voor omwonenden en gemeen gevaar voor goederen opgeleverd. De rechtbank heeft eerder een tussenvonnis gewezen omdat het maatregelenrapport van de reclassering nog niet gereed was. Tijdens de zittingen op 23 april, 13 juli en 28 september 2020 is het onderzoek ter terechtzitting gehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, wat heeft geleid tot de conclusie dat het bewezenverklaarde feit niet aan haar kan worden toegerekend. De verdachte is daarom niet strafbaar en wordt ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft echter wel de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd, omdat er een hoog recidiverisico is zonder behandeling. De rechtbank heeft de voorwaarden voor de TBS vastgesteld, waaronder het meewerken aan reclasseringstoezicht en behandeling in een forensisch psychiatrisch centrum. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/817047-20
Datum uitspraak: 12 oktober 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting PPC Zwolle, te Zwolle.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 23 april 2020 (pro forma), 13 juli 2020 (inhoudelijk) en 28 september 2020 (inhoudelijk).
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 13 juli 2020 heeft de rechtbank vastgesteld dat de rechtbank omtrent de persoon van de verdachte nog niet voldoende was voorgelicht omdat het maatregelenrapport van de reclassering op dat moment nog niet gereed was. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 27 juli 2020 (bijlage I), na haar oordeel over de bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit, iedere verdere beslissing aangehouden tot het eindvonnis, in afwachting van het reclasseringsrapport. De rechtbank heeft in het tussenvonnis het onderzoek heropend en geschorst tot de zitting van 28 september 2020.
Ter terechtzitting van 28 september 2020 heeft de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, mede aan de hand van het uitgebrachte reclasseringsrapport, besproken en kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de raadsvrouw hieromtrent. Heden zal de rechtbank een eindvonnis wijzen.

2.De bewezenverklaring

De rechtbank heeft bij tussenvonnis bewezenverklaard dat de verdachte:
op 22 januari 2020 te Wateringen, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning, gelegen aan de [adres] , door in een inbouwkast een aansteker en/of lucifers in elk geval open vuur in aanraking te brengen met brandbaar materiaal (overgoten met spiritus), ten gevolge waarvan een inbouwkast en de spullen in die kast geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor alle goederen in en om die woning en aangrenzende woningen/gebouwen, en levensgevaar voor de in de omliggende woningen/gebouwen aanwezige personen, te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

3.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

4.De strafbaarheid van de verdachte

4.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit volledig ontoerekeningsvatbaar was en op grond daarvan dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich geconformeerd aan de vordering van de officier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vraag of het feit aan de verdachte kan worden toegerekend heeft de rechtbank acht geslagen op het Pro Justitia-rapport van 2 juli 2020, opgemaakt door M.G.H. van Willigenburg, klinisch psycholoog, alsmede op het Pro Justitia-rapport van 6 juli 2020, opgemaakt door A. Banaei Kashani, psychiater.
Deskundige van Willigenburg concludeert dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een schizo affectieve stoornis. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid en een laag zelfbeeld. De verdachte leed ook aan deze ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens ten tijde van het ten laste gelegde feit. Bij de verdachte was in die periode sprake van een sterk verstoorde realiteitstoetsing met een zeer sombere stemming, oververmoeidheid en overprikkeldheid, en een onvermogen haar gedachten te ordenen en logisch na te denken. De verdachte zag suïcide als enige uitweg en het tikken van de verwarming bevatte in haar beleving een aanmoedigende boodschap. Aangezien de verdachte niet meer in staat was op de realiteit gebaseerde afwegingen te maken adviseert de deskundige om de verdachte het tenlastegelegde niet toe te rekenen. Deskundige Banaei Kashani concludeert dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens in de vorm van een bipolaire-I-stoornis. Ten tijde van en in de aanloop tot het tenlastegelegde was de verdachte psychotisch, waarbij haar stemming zowel kenmerken van depressie als van manie vertoonde. Zij heeft op basis van psychotische belevingen gehandeld en was de grip op de realiteit volledig kwijt. Derhalve adviseert de deskundige om de verdachte het tenlastegelegde niet toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat de rapportages op deugdelijke wijze tot stand zijn gekomen. Zij kan zich verenigen met de overwegingen en de conclusies van de deskundigen en neemt deze dan ook als uitgangspunt. Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat het bewezenverklaarde niet aan de verdachte kan worden toegerekend wegens haar ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De verdachte is daarom niet strafbaar en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

5.Oplegging van de maatregel

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden wordt opgelegd. De officier van justitie heeft voorts het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS met voorwaarden gevorderd.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich geconformeerd aan de vordering van de officier van justitie.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit de rapporten van de voornoemde deskundigen is gebleken dat het recidiverisico zonder verdere behandeling als matig tot hoog moet worden ingeschat. Het ontbreekt de verdachte aan probleemoplossend vermogen en flexibiliteit om haar functioneren op de verschillende levensgebieden zelfstandig op te pakken. Medicatieontrouw, gebrek aan ziekte inzicht, suïcidale gedachten en psychotische ontregeling vormen een risico. De verdachte heeft, volgens de deskundigen, een klinische behandeling nodig waar structuur en regelmaat is en de medicamenteuze behandeling die is opgestart kan worden voortgezet en gemonitord. De deskundigen verwachten dat de klinische behandeling na vermoedelijk een half jaar of een jaar kan overgaan in ambulante behandeling waar aandacht is voor resocialisatie. De ambulante behandeling zal langere tijd moeten doorgaan, waarbij voornamelijk aan de onderliggende factoren gewerkt zal moeten worden die telkens de voedingsbodem hebben gevormd voor het ontstaan van de herhaalde depressies, psychoses en suïcidale gedragingen. Op basis van deze overwegingen adviseren de deskundigen een Tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het maatregelenrapport van Reclassering Nederland, d.d. 18 augustus 2020, opgesteld door [naam] (reclasseringswerker). De reclassering schat het risico op herhaling en het risico op letselschade in als gemiddeld tot hoog. De reclassering heeft onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor TBS met voorwaarden. De reclassering concludeert dat het behandeltraject van TBS met voorwaarden gegarandeerd een langdurig begeleidingstraject biedt waarbinnen langdurige (medicamenteuze) behandeling gewaarborgd zal zijn en de verdachte bovendien niet terugkeert in de samenleving zonder begeleiding, toekomstperspectief en een beschermde gestructureerde woonsetting. In het rapport worden bijzondere voorwaarden en algemene voorwaarden voorgesteld die de verdachte voor de duur van de TBS dient na te komen.
Ter terechtzitting van 28 september 2020 heeft de verdachte aangegeven gemotiveerd te zijn voor behandeling binnen de kaders van een TBS met voorwaarden en heeft zij zich bereid verklaard alle in het maatregelenrapport gestelde voorwaarden na te komen.
Op grond van wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist, dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgelegd. De rechtbank heeft daarbij vastgesteld dat bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en het door de verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. De rechtbank zal ter bescherming van de algemene veiligheid van personen of goederen de voorwaarden stellen zoals door de reclassering is geadviseerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op het feit dat de deskundigen en de reclassering het herhalingsgevaar zonder behandeling als gemiddeld tot hoog inschatten, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan, indien zij niet na invrijheidsstelling direct aan haar behandeling zal beginnen. Daarom acht de rechtbank termen aanwezig toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, en zal bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Nu de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, zal de rechtbank de voorlopige hechtenis van de verdachte opheffen.

6.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 2 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
verklaart de verdachte niet strafbaar;
ontslaat de verdachte ter zake van alle rechtsvervolging;
gelast de terbeschikkingstelling van de verdachte en stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling daaraan de volgende voorwaarden:
1. betrokkene onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten;
2. de verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- de verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- de verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien;
- de verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om betrokkene te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- de verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is;
- de verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
- de verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- de verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- de verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht;
3. de verdachte werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
4. de verdachte gaat niet naar het buitenland of naar de Nederlandse Antillen, zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
5. de verdachte laat zich opnemen in FPA Fivoor Den Haag, of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling (ook als dit overbruggingszorg inhoudt). Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
6. de verdachte laat zich, na afloop van het klinische traject, behandelen bij een nader te bepalen forensische polikliniek of zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
7. de verdachte verblijft, na afloop van het klinische traject, in een instelling voor begeleid of beschermd wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
8. de verdachte conformeert zich aan de afspraken die met de reclassering en de behandelaar worden gemaakt omtrent dagbesteding;
9. de verdachte geeft inzage in haar financiën. Zij werkt mee aan bewind voering en schuldhulpverlening, indien de reclassering dit noodzakelijk acht;
10. de verdachte gebruikt geen alcohol en drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met ademonderzoek (blaastest) en/of urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel voorlopige hechtenis;
beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.I.S. Wallet, voorzitter,
mr. J.A. van Steen, rechter,
mr. H.H.J. Zevenhuijzen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.M. Doornekamp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 oktober 2020.
Bijlage:
I tussenvonnis 27 juli 2020