ECLI:NL:RBDHA:2020:10140
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure
Op 31 augustus 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had de wraking ingediend tegen mr. M.A. Dirks, rechter in de rechtbank, op basis van vermeende vooringenomenheid. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was een afwijzing van een aanhoudingsverzoek door de rechter, dat verzoeker had ingediend vanwege gezondheidsrisico's in verband met het coronavirus. Verzoeker stelde dat de afwijzing met een drogreden was gedaan en dat dit blijk gaf van vooringenomenheid.
De procedure begon met een schriftelijk wrakingsverzoek op 17 juli 2020, gevolgd door een schriftelijke reactie van de rechter op 31 juli 2020. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 augustus 2020 was de gemachtigde van verzoeker afwezig, evenals verzoeker en de belanghebbende, de inspecteur van de Belastingdienst. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. In dit geval werd vastgesteld dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek een procedurele beslissing was, die in beginsel geen grond voor wraking kan vormen.
De rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De rechter had verzoeker een alternatief geboden door een telefonische zitting aan te bieden, wat verzoeker had afgewezen. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat de hoofdprocedure voortgezet zou worden. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.