ECLI:NL:RBDHA:2020:10139
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2020 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die in een procedure betrokken was tegen het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, had de wraking aangevraagd tegen mr. M.A. Dirks, de rechter in de betreffende zaak. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter vooringenomen was, omdat hij een aanhoudingsverzoek van verzoeker had afgewezen. Verzoeker stelde dat hij en zijn moeder tot een risicogroep behoren in verband met het coronavirus en dat de afwijzing van het verzoek om uitstel met een drogreden was gedaan.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 augustus 2020 was verzoeker niet aanwezig, maar de rechter was wel aanwezig. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter niet in de wraking berustte en heeft zijn schriftelijke reactie op het verzoek besproken. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. Procedurele beslissingen, zoals het afwijzen van een aanhoudingsverzoek, kunnen in beginsel geen grond voor wraking vormen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid.
De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De rechter had verzoeker een alternatief geboden door een telefonische zitting aan te bieden, wat verzoeker had afgewezen. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.