ECLI:NL:RBDHA:2020:10079
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. Bondarev, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze procedure, niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Zwitserland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker.
Verzoeker heeft tegen het besluit van de staatssecretaris beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 18 juni 2020 in Middelburg, waar verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk, N. Faes. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. A.W.J. van der Meer.
De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak ook verwezen naar een eerdere uitspraak in een vergelijkbare zaak (NL20.10527), waarin het beroep van verzoeker ongegrond werd verklaard. Gezien deze uitspraak was er volgens de voorzieningenrechter geen noodzaak meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack en is openbaar gemaakt, waarbij tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.