ECLI:NL:RBDHA:2020:10077

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
NL20.9252
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Spanje en gezondheidsrisico's bij overdracht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende persoon, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met als argument dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser stelde dat de overdracht naar Spanje gezondheidsrisico's met zich meebracht, vooral in het licht van de coronapandemie, en dat hij in Spanje te maken zou krijgen met ernstige tekortkomingen in de opvang en asielprocedure.

De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht baseren, en dat Spanje had bevestigd de asielaanvraag van de eiser in behandeling te nemen. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van ernstige en structurele tekortkomingen in het Spaanse asielsysteem die het interstatelijk vertrouwensbeginsel zouden ondermijnen. De rechtbank concludeerde dat de gezondheidsrisico's die de eiser aanvoerde niet voldoende waren om de asielaanvraag aan zich te trekken, en dat de tijdelijke belemmeringen voor overdracht vanwege de coronamaatregelen geen onrechtmatigheid met zich meebrachten.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier S. Zohrabian, en werd openbaar gemaakt met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.9252

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 17 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Met toestemming van partijen doet de rechtbank uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb. [1]

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te bezitten.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw. [2] Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [3] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard onder verwijzing naar artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening.
3. Eiser voert aan dat verweerder de asielaanvraag aan zich had moeten trekken nu overdracht naar Spanje gezondheidsrisico’s met zich kan brengen. De gezondheidstoestand van eiser kan, indien hij besmet wordt met het coronavirus, ernstig en blijvend verslechteren. Eiser meent dat zolang overdracht niet mag plaatsvinden vanwege het coronavirus, er niet besloten mag worden om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen. Hij verwijst in dit verband naar het arrest C.K. tegen Slovenië. [4]
Eiser voert verder aan dat terugkerende Dublinclaimanten in Spanje problemen ervaren. Hij meent dat in Spanje sprake is van aan het systeem van de opvangvoorzieningen en de asielprocedure gerelateerde tekortkomingen. Eiser zou bij terugkeer naar Spanje een reëel risico lopen om buitengesloten te worden en op straat te belanden aangezien hij zonder toestemming uit de asielopvang in Spanje is vertrokken en sindsdien niet heeft meegedaan aan de voorgeschreven integratieactiviteiten. Eiser meent dat hem toegang tot de asielopvang kan worden onthouden en stelt dat hij geen gratis rechtshulp krijgt als hij daartegen wil opkomen. Daarnaast stelt eiser dat hij al zes maanden opvang heeft gehad, waardoor hij alleen recht zou hebben op de zogenoemde tweede-fase opvang. Dit zou onvoldoende zijn voor normaal levensonderhoud. Hij wijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar het rapport van AIDA inzake Spanje van april 2020. [5]
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Door het aanvaarden van het terugnameverzoek garanderen de Spaanse autoriteiten verder dat zij een verzoek om internationale bescherming van eiser in behandeling zullen nemen overeenkomstig de Opvangrichtlijn [6] , Kwalificatierichtlijn [7] en de Procedurerichtlijn [8] .
5. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van zodanig ernstige en structurele tekortkomingen dat op grond daarvan niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel zou kunnen worden uitgegaan. Het door eiser aangehaalde AIDA-rapport is hiervoor niet voldoende. Weliswaar vermeldt het rapport problemen en tekortkomingen, uit het AIDA-rapport kan niet worden afgeleid dat terugkerende Dublinclaimanten stelselmatig hun rechten conform de Opvangrichtlijn, Kwalificatierichtlijn en de Procedurerichtlijn worden onthouden. Er wordt verder een zekere autonomie gevraagd van asielzoekers na zes maanden opvang genoten te hebben, maar dit betekent nog niet dat asielzoekers helemaal geen hulp of ondersteuning meer zullen ontvangen.
6. Mocht eiser na overdracht aan Spanje menen dat Spanje zijn internationale verplichtingen jegens eiser niet nakomt, kan eiser daarover klagen bij de Spaanse autoriteiten. Het enkele feit dat er mogelijk geen recht meer is op gefinancierde rechtsbijstand, betekent niet dat het onmogelijk is om rechtsmiddelen aan te wenden.
7. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Spanje in een toestand zal geraken die gelijk kan worden gesteld met een onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 van het Handvest [9] en artikel 3 van het EVRM. [10]
Uit het arrest C.K. tegen Slovenië blijkt dat beoordeeld dient te worden of de overdracht van eiser op zichzelf een reëel en bewezen risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van diens gezondheidstoestand zal inhouden. Niet is gebleken dat eiser medische problemen heeft. De algemene gezondheidssituatie in Spanje als gevolg van het coronavirus betreft geen bijzondere individuele omstandigheden. Eiser wordt overigens vooralsnog niet overgedragen aan Spanje vanwege de maatregelen rondom de bestrijding van het coronavirus. De omstandigheid dat de overdracht op dit moment niet kan worden uitgevoerd vanwege de maatregelen rondom de bestrijding van het coronavirus, is een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel. Dit maakt de vaststelling van Spanje als verantwoordelijke lidstaat niet onrechtmatig en staat er niet aan in de weg dat, als dat beletsel is opgeheven, de vreemdeling alsnog kan worden overgedragen. De suggestie dat eiser te zijner tijd na overdracht mogelijk besmet kan raken, levert geen reëel en bewezen risico op.
8. Verweerder heeft dan ook in redelijkheid kunnen concluderen dat niet is gebleken van zodanige bijzondere individuele feiten of omstandigheden dat hij de asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid van de Dublinverordening aan zich had moeten trekken.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Zohrabian, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Verordening (EU) Nr. 604/2013.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 16 februari 2017 (
5.Asylum Information Database Country Report: Spain, 2019, update april 2020.
6.Richtlijn 2013/33/EU.
7.Richtlijn 2011/95/EU.
8.Richtlijn 2013/32/EU.
9.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
10.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.