ECLI:NL:RBDHA:2020:10077
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Spanje en gezondheidsrisico's bij overdracht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende persoon, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met als argument dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser stelde dat de overdracht naar Spanje gezondheidsrisico's met zich meebracht, vooral in het licht van de coronapandemie, en dat hij in Spanje te maken zou krijgen met ernstige tekortkomingen in de opvang en asielprocedure.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht baseren, en dat Spanje had bevestigd de asielaanvraag van de eiser in behandeling te nemen. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van ernstige en structurele tekortkomingen in het Spaanse asielsysteem die het interstatelijk vertrouwensbeginsel zouden ondermijnen. De rechtbank concludeerde dat de gezondheidsrisico's die de eiser aanvoerde niet voldoende waren om de asielaanvraag aan zich te trekken, en dat de tijdelijke belemmeringen voor overdracht vanwege de coronamaatregelen geen onrechtmatigheid met zich meebrachten.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier S. Zohrabian, en werd openbaar gemaakt met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.