ECLI:NL:RBDHA:2020:10076
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen inreisverbod in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure waarbij eiser, een vreemdeling, beroep heeft ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, gedateerd op 8 april 2020, hield in dat de asielaanvraag van eiser van 10 december 2019 buiten behandeling werd gesteld en dat er een inreisverbod voor de duur van twee jaren werd uitgevaardigd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op of omstreeks 7 januari 2020 met onbekende bestemming is vertrokken, en dat er geen onderbouwing is voor de stelling van de gemachtigde dat eiser op illegale wijze zou trachten terug te keren naar Algerije. De gemachtigde heeft aangegeven dat hij sinds 27 april 2020 geen contact meer heeft gehad met eiser en dat de laatst bekende verblijfplaats van eiser in Frankrijk zou zijn, maar het exacte adres is onbekend.
Gelet op het feit dat de gemachtigde niet meer in contact staat met eiser, kon de rechtbank niet langer aannemen dat eiser nog een procesbelang had bij de beoordeling van het beroep tegen het inreisverbod. De rechtbank heeft daarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack in aanwezigheid van griffier S. Zohrabian en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.