ECLI:NL:RBDHA:2020:10071

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
NL20.13835
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ghanese vrouw op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Ghanese vrouw, die samen met haar minderjarige dochter een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat Ghana als veilig land van herkomst wordt beschouwd. Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat zij vreest voor vervolging in Ghana vanwege haar culturele achtergrond en de rituelen die zij niet heeft uitgevoerd. Tijdens de zitting op 2 september 2020 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft geconcludeerd dat Ghana in het algemeen als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar individuele situatie afwijkt van deze algemene beoordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de vier jaar voorafgaand aan haar vertrek uit Ghana geen bedreigingen heeft ervaren en dat haar vrees voor vervolging niet voldoende onderbouwd is. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris terecht geen rekening heeft gehouden met het risico op besnijdenis van de dochter van eiseres, aangezien eiseres zelf niet besneden is en het risico zich niet in haar regio voordoet.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, met de conclusie dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.13835

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
mede namens haar minderjarige dochter [naam] ([geboortedatum])
(gemachtigde: mr. I.M. Hidding),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E.P. Pijnenburg).

ProcesverloopBij besluit van 3 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter beeldzitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.13836, plaatsgevonden op 2 september 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Ghanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] Op 4 augustus 2017 heeft zij een asielaanvraag ingediend en daaraan ten grondslag gelegd dat zij Ghana heeft verlaten nu zij bang is gestraft te worden door de goden omdat zij de rituelen, na haar eerste menstruatie, niet correct heeft uitgevoerd. Zij vreest bij terugkeer gevonden te worden omdat haar ziel, net als de zielen van de andere dorpsbewoners, in een pot zit en dat zij daarom, waar ze ook is, gevonden zal worden.
2. Verweerder heeft eiseres asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van de artikelen 31 juncto 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. [1] Eiseres is afkomstig uit een veilig land van herkomst. Verder acht verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres alsmede het seksueel misbruik door Mensa en haar reden voor vertrek uit Ghana geloofwaardig.
3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er geen uitzondering op het beleid, zoals neergelegd in de brief gericht aan de Tweede Kamer van 11 juni 2018 [2] , wordt gemaakt voor alleenstaande moeders uit Ghana. In dit verband verwijst eiseres naar het landenrapport van het US Department of State over 2018 [3] en 2019 [4] en het beleid van andere EU-landen. Verder is eiseres van mening dat verweerder ten onrechte onverkort vasthoudt aan het feit dat eiseres de laatste vier jaar voor haar vertrek uit het land, rustig in Ghana heeft kunnen wonen. Eiseres zou gevlucht zijn nadat zij door de opperpriester zelf is gewaarschuwd en wist dat zij zich niet langer meer kon onttrekken aan een gedwongen huwelijk of een bestraffing. Ook stelt eiseres dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat eiseres zich kan onttrekken aan de rituelen en dat zij niet te vrezen heeft bij terugkeer. Dit kan volgens eiseres niet zonder nadere motivering ter zijde worden geschoven. Eiseres verwijst in dat kader naar het handboek van het UNHCR [5] waaruit zou blijken dat vervolging in het verleden een belangrijke indicator is voor de aannemelijkheid van de vrees voor vervolging in de toekomst. Verder stelt eiseres dat zij wel degelijk slachtoffer is van discriminatie, nu zij als vrouw niet vrij was om haar eigen leven in te richten. Eiseres voert verder aan dat verweerder op geen enkele wijze ingaat op de positie van de dochter van eiseres. Zo heeft verweerder het risico op besnijdenis voor de dochter niet bij de beoordeling betrokken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Ghana in zijn algemeenheid als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Het geschil spitst zich toe tot de vraag of Ghana voor eiseres als veilig land van herkomst kan worden beschouwd.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden en voldoende gemotiveerd geconcludeerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Ghana ten aanzien van haar zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en in haar individuele geval niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Hieraan heeft verweerder gemotiveerd ten grondslag gelegd dat het beleid omtrent Ghana als veilig land van herkomst geen aanleiding geeft om anders te oordelen dan dat Ghana ook voor alleenstaande moeders kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. Hiertoe is overwogen dat eiseres nu reeds meerderjarig is en dat de regio waar eiseres vandaan komt, Apramdu, niet wordt genoemd als een regio waar speciale aandacht naar uit dient te gaan. Ook is er geen specifieke aandacht gevraagd voor de groep alleenstaande vrouwen en moeders. Verder heeft verweerder terecht overwogen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in Ghana op sociaal vlak is gediscrimineerd en hier problemen mee heeft ervaren. Ingevolge vaste jurisprudentie en het daarmee overeenstemmende beleid van verweerder als is neergelegd in paragraaf C2/3.2 van de Vc 2000 [6] wordt discriminatie enkel als daad van vervolging aangemerkt indien de ondervonden discriminatie door de autoriteiten en door medeburgers ertoe leidt dat de vreemdeling daardoor zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Uit de verklaringen van eiseres kan niet worden afgeleid dat dit het geval is geweest.
6. Verder heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt te vrezen voor haar leven in Ghana. Eiseres heeft zonder de rituelen uit te voeren, nog vier jaar in Ghana verbleven. Niet is gebleken dat eiseres in die vier jaar door de priesters dan wel opperpriester is bedreigd dan wel bestraft. Dit is opmerkelijk nu uit de verklaringen van eiseres blijkt dat sommige andere jonge meisjes (de zogenoemde 'wrong girls’) wel te maken hebben gehad met extreme gevolgen, zoals de dood. Niet valt in te zien waarom eiseres na vier jaar pas te vrezen heeft voor haar leven. Ook de aangehaalde stukken geven geen wezenlijk ander beeld van de situatie in Ghana. Dat het beleid ten aanzien van Ghana in andere EU landen anders is, maakt dit niet anders. De mogelijkheden om landen aan te wijzen als veilig land van herkomst vloeien voort uit de Procedurerichtlijn [7] , in het bijzonder de artikelen 36 en 37. Ieder EU-land heeft een eigen bevoegdheid om derde landen nationaal aan te merken als veilige landen van herkomst. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij heeft te vrezen voor dermate ernstige gevolgen dat er in haar geval sprake is van vluchtelingschap of een schending van artikel 3 van het EVRM. [8]
7. Voor zover eiseres betoogt dat verweerder ten onrechte het risico op besnijdenis van haar dochter niet bij de beoordeling heeft betrokken, overweegt de rechtbank dat eiseres in het nader gehoor [9] heeft verklaard dat zij zelf niet besneden is en dat dit alleen gebeurt bij stammen in het noorden van Ghana. Eiseres komt daar juist niet vandaan. Dat dit risico elders in het land wel speelt, is niet langer relevant. De overwegingen over de beschermingsmogelijkheden in Ghana, in of buiten haar herkomstgebied, zijn namelijk al vervallen in het bestreden besluit.
8. Gelet hierop heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Zohrabian, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Kamerbrief over herbeoordeling 2e en 3e tranche veilige landen van herkomst, 11 juni 2018.
3.Country Report on Human Rights Practices: Ghana, 2018.
4.Country Report on Human Rights Practices: Ghana, 2019.
5.Handbook on procedures and criteria for determining refugee status under the 1951 Convention and the 1967 Protocol relating to the Status of Refugees, United Nations High Commissioner for Refugees.
6.Vreemdelingencirculaire 2000.
7.Richtlijn 2013/32/EU.
8.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
9.Pagina 10, verslag van nader gehoor.