ECLI:NL:RBDHA:2020:1003
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete voor niet-tijdige melding van relatiebeëindiging met vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een bestuurlijke boete van € 750,- opgelegd gekregen voor het niet tijdig melden van de beëindiging van zijn relatie met een vreemdeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 1 mei 2017 de relatie heeft beëindigd, maar pas op 10 april 2018 een melding heeft gedaan. Verweerder heeft geoordeeld dat eiser de informatieplicht heeft overtreden, omdat hij niet binnen de vereiste vier weken melding heeft gemaakt van de beëindiging van de relatie. Eiser heeft tegen het besluit van verweerder beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat er een wettelijke grondslag was voor het opleggen van de boete en dat de stelling van eiser dat er een bestendige bestuurspraktijk was waarin handhaving achterwege bleef, niet voldoende was om het besluit van verweerder te weerleggen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was voor matiging. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn in kennis gesteld van hun rechtsmiddelen.