ECLI:NL:RBDHA:2020:10001
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verweigerde verblijfsvergunning asiel door verantwoordelijkheidsbepaling onder Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 augustus 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een alleenstaande moeder met een minderjarig kind, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Malta verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoerde dat zij geen rechtshulp had gekregen en dat het besluit rauwelijks was genomen, mede door de gevolgen van het coronavirus en de ziekte van haar gemachtigde.
Tijdens de zitting op 28 juli 2020 was eiseres niet verschenen, terwijl de gemachtigde niet tijdig had gereageerd op een voorstel voor een alternatieve zittingsdatum. De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris het bestreden besluit op juiste gronden had genomen, verwijzend naar artikel 30 van de Vreemdelingenwet 2000 en de Dublinverordening. Eiseres had onvoldoende onderbouwd waarom haar aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht behandeld zou moeten worden. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris niet onzorgvuldig had gehandeld en dat de aanvraag van eiseres terecht was afgewezen.
De rechtbank oordeelde verder dat de tijdelijke belemmeringen door de coronamaatregelen geen reden waren om de overdracht naar Malta niet door te laten gaan. Eiseres had toegang gehad tot de asielprocedure en had eerder medische zorg ontvangen op Malta. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.