ECLI:NL:RBDHA:2019:994

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2019
Publicatiedatum
5 februari 2019
Zaaknummer
NL18.23673
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van kennelijke ongegrondheid en beoordeling van geloofwaardigheid van het asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 januari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Kameroense nationaliteit, had op 12 november 2018 een asielaanvraag ingediend, waarin hij vreesde voor zijn leven in Kameroen vanwege zijn politieke uitingen tegen de president. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, wat heeft geleid tot beroep van eiser. Tijdens de zitting op 15 januari 2019 heeft eiser zijn situatie toegelicht, bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. Eiser heeft verklaard dat hij bedreigd is vanwege zijn politieke voorkeur en dat hij in het verleden fysiek is aangevallen. De rechtbank heeft de verklaringen van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de aanvraag terecht is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser over zijn politieke activiteiten en de bedreigingen niet voldoende concreet zijn en dat er geen aanleiding is om aan de geloofwaardigheid van de staatssecretaris te twijfelen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.23673

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: drs. F. Gieskes).

ProcesverloopBij besluit van 7 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw. Voorts heeft verweerder bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten en heeft verweerder aan hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.23674, plaatsgevonden op 15 januari 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H.C. de Man. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1977 en de Kameroense nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 12 november 2018 een asielaanvraag ingediend.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij vreest voor zijn leven in Kameroen, omdat hij zich tegen de president van Kameroen heeft geuit. Dit werd hem des te ernstiger aangerekend omdat hij tot dezelfde bevolkingsgroep als de president behoort, de Beti. Eiser heeft verklaard met jongeren te praten om hen bewust te maken van verandering. Ook heeft eiser verklaard onderdeel te zijn van een beweging. Daarbij heeft eiser verklaard in het openbaar te hebben gezegd dat hij niet op de president zou stemmen tijdens de verkiezingen op 7 oktober 2018. Voorts heeft eiser verklaard dat hij in het Engelstalige gebied - waar hij was voor zijn werk - niet meer welkom was en dat zijn magazijn in brand is gestoken door onbekende personen. Naderhand is eiser teruggekeerd naar zijn woonplaats [X], in Franstalig gebied. Eiser is door het uiten van zijn politieke voorkeur vier keer bedreigd door ooms en neven. De laatste keer tijdens een familiebijeenkomst op 1 augustus 2018. Eiser is voorts in mei 2018 toegesproken door een jongere gelieerd aan de president. Deze heeft volgens eiser gezegd dat wanneer hij op een andere kandidaat zou stemmen tijdens de verkiezingen, eiser nooit meer op een lijst zou komen waarin jongeren voorrang zouden krijgen voor een baan. Verder heeft eiser verklaard dat hij op 1 augustus 2018 vanwege zijn politieke ideeën fysiek is aangevallen door twee personen in een taxi, waarbij hij in zijn gezicht is geslagen en een flinke wond naast zijn oog heeft opgelopen. Eiser heeft op 6 augustus 2018 besloten dat hij niet meer veilig was op zijn adres en is ondergedoken. Op 22 oktober 2018 heeft eiser Kameroen verlaten.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- nationaliteit/identiteit;
- problemen en vrees vanwege uiten politieke voorkeur;
- gerichte brandstichting in magazijn.
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de nationaliteit en identiteit van eiser vooralsnog geloofwaardig worden geacht. Eisers problemen en vrees vanwege het uiten van zijn politieke voorkeur en de gestelde gerichte brandstichting in het magazijn, acht verweerder ongeloofwaardig.
4. Eiser voert aan dat verweerder eisers asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig acht. Verweerder heeft daarbij ten onrechte de mishandeling in de taxi, die voor eiser angstaanjagend was, slechts aangemerkt als een incident. De aanvallers hebben eiser kennelijk opgewacht waarna ze hem hebben bedreigd en aangevallen. Ook voert eiser aan dat het volgens hem, anders dan verweerder stelt, niet bevreemdend is dat hij geen namen kan noemen of jongeren kan aanduiden die hij beïnvloed heeft met zijn ideeën. Eiser heeft voornamelijk in het openbaar veel gesproken over zijn politieke voorkeur, met name op sportevenementen maar ook in (deel)taxi’s en andere bijeenkomsten. Dit waren geen officiële bijeenkomsten van een partij of beweging. Er is een relatief grote groep mensen die tegen de president is en die ook van zich laat horen. Wat eisers situatie bijzonder maakt, is dat hij van dezelfde etnische afkomst is als de president. Juist daarom valt eiser op en is hij in de negatieve aandacht van de autoriteiten komen te staan.
5. De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank is met verweerder eens dat eiser vrij summier en op bepaalde punten tegenstrijdig heeft verklaard over zijn politieke activiteiten. In de correcties en aanvullingen heeft eiser opgenomen dat hij onder andere op politieke vergaderingen verkondigde dat hij tegen de president is. Uit het rapport van het nader gehoor blijkt echter juist dat hij op kleine schaal met mensen sprak over zijn politieke ideeën, tijdens bijvoorbeeld een voetbalwedstrijd en sociale bijeenkomsten. Daarnaast valt het op dat eiser geen naam noemt van een beweging waar hij bij hoort. Van eiser mocht verwacht worden dat hij specifieker en uitgebreider over zijn politieke acties kon vertellen, vooral nu hij stelt dat hij vanwege zijn politieke ideeën gevaar loopt en dat de autoriteiten hem niet (zullen) beschermen.
Met betrekking tot de gestelde bedreigingen volgt de rechtbank verweerder dat eiser hierover vaag heeft verklaard. De bedreigingen blijken voornamelijk te zijn geuit door oom [Y], ter zitting als het hoofd van de familie aangeduid. Ook heeft eiser verklaard dat met fysiek geweld gedreigd werd, maar eiser kan dit alleen specificeren met dat ‘hij moest stemmen op de president, anders zouden ze hem echt hard aanpakken’. Eisers oom zou bij het laatste dreigement, ten tijde van de familiebijeenkomst hebben gezegd ‘denk erom, je bent een verrader als je niet met ons meestemt’. De rechtbank volgt verweerder dat de bedreigingen vooral van oom [Y] afkomstig waren en dat deze weinig concreet zijn.
Daargelaten of verweerder de aanval in de taxi op goede gronden ongeloofwaardig acht, volgt de rechtbank verweerder dat eisers verklaringen bij de correcties en aanvullingen (dat hij door die personen in de taxi was opgewacht) vermoedens bevatten. Dit is onvoldoende om uit te gaan van de juistheid van eisers relaas over het voorgevallene.
6. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Badermann, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.