4.4.De rechtbank stelt vast dat [eiser] over diverse aspecten van zijn verzekeringsclaim wisselende, en soms zelfs tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd:
- [eiser] heeft aanvankelijk verklaard dat hij (of zijn vader) het tapijt in Iran heeft gekocht (zie 2.5), heeft vervolgens aan NN een factuur opgestuurd waaruit blijkt dat zijn moeder het tapijt in Iran heeft gekocht (zie 2.8), en heeft daarna in een telefoongesprek met NN gezegd dat hij het tapijt zelf in Nederland heeft gekocht (zie 2.11). Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat zijn moeder het tapijt in Iran heeft gekocht als huwelijkscadeau voor hem (proces-verbaal van comparitie, par. 4, 5 en 8).
- In zijn e-mail van 22 november 2013 heeft [eiser] meegedeeld dat hij foto’s van “ons tapijt” meezond (zie 2.5). Die verklaring heeft [eiser] in het gesprek dat hij, samen met zijn vader, voerde met de onderzoeker van Confid, herhaald (zie 2.12). Nadat [eiser] ermee was geconfronteerd dat de foto’s zijn gemaakt na de inbraak en dat deze foto’s een rood met paars gekleurd tapijt laten zien, terwijl de door [eiser] ingestuurde factuur melding maakt van een tapijt in de kleuren donkerblauw en crème, heeft [eiser] tegenover de onderzoeker van Confid verklaard dat hij niet weet of de foto’s daadwerkelijk van het gestolen tapijt zijn (zie 2.14). Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat zijn vader de foto’s van zijn moeder had gekregen en dat zijn vader en hij er beiden vanuit gingen dat het foto’s waren van het gestolen tapijt. Pas na het gesprek met Confid begreep hij van zijn moeder dat de verkoper van het tapijt na de diefstal foto’s had toegestuurd van een soortgelijk tapijt (proces-verbaal van comparitie, par. 6 en 7).
- [eiser] heeft aanvankelijk te kennen gegeven dat hij niet beschikte over een factuur van het tapijt, omdat het tapijt in Iran was gekocht (zie 2.5). In het gesprek met Confid heeft [de vader] verklaard dat zijn vrouw de factuur wel bij de aankoop van het tapijt had gekregen, maar dat zij deze destijds niet heeft meegenomen naar Nederland (zie 2.12). [eiser] was bij dit gesprek aanwezig, maar heeft – anders dan kennelijk bij de foto’s het geval was (zie 2.13 en 2.14) – geen reden gezien de verklaring van zijn vader te wijzigen of aan te vullen. Ter comparitie heeft [eiser] verklaard dat zijn moeder bij de koop van het tapijt geen factuur heeft ontvangen omdat zij het tapijt op afbetaling kocht, maar dat de verkoper de factuur na ontvangst van de laatste betalingstermijn per post aan [eiser] heeft gezonden (proces-verbaal van comparitie, par. 8).
- [eiser] heeft in zijn e-mail van 22 november 2013 bericht dat het tapijt ongeveer € 10.000,- tot € 12.000,- waard was (zie 2.5). Volgens de door [eiser] aan NN gezonden factuur is voor het tapijt 14.400.000 Rial betaald (zie 2.8). Partijen zijn het met elkaar eens dat dit ongeveer € 16.500 is. Tegenover CED heeft [eiser] verklaard dat het tapijt, in verband met economische embargo’s tegen Iran, € 32.000 waard is (2.9). Ter comparitie heeft [eiser] verklaard dat Perzische tapijten niet in waarde zijn gestegen, maar dat zijn moeder daadwerkelijk € 32.000 voor het tapijt heeft betaald omdat zij het heeft gekocht op afbetaling en dus rente moest betalen. De betaalde rente staat niet op de factuur (proces-verbaal van comparitie, par. 13). [eiser] heeft ook gesteld dat hij persé een vervangend tapijt wil kopen dat erg lijkt op het gestolen tapijt, maar dat dat hij daarvoor – omdat het bijna onmogelijk is een tapijt met dezelfde tekening en dezelfde kleuren te vinden – dan € 32.000 moet betalen (proces-verbaal van comparitie, par. 14).