ECLI:NL:RBDHA:2019:9928

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
20 september 2019
Zaaknummer
09-842601-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen van een groot geldbedrag, een Hublot horloge en een Audi RS6 tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden

Op 29 mei 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De verdachte, geboren op een onbekende datum en thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rijnmond, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een Hublot horloge en een geldbedrag van € 20.000,-, waarvan hij wist dat deze afkomstig waren uit misdrijf. Daarnaast werd hem ten laste gelegd dat hij in de periode van 23 september 2013 tot en met 14 mei 2014 een Audi RS6 had gekocht met geld dat eveneens van misdrijf afkomstig was. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 20 maart 2019 en 17 mei 2019, waarbij de officier van justitie mr. F.A. Kuipers en de raadsvrouw van de verdachte, mr. N. Harlequin, aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen door het voorhanden hebben van het horloge en het geldbedrag, en dat hij ook de Audi RS6 had verworven met geld dat van misdrijf afkomstig was. De verdachte had geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor de herkomst van het geld en de auto. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank verklaarde de in beslag genomen goederen verbeurd, met uitzondering van een bedrag van € 465,- dat aan de verdachte werd teruggegeven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842601-15
Datum uitspraak: 29 mei 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rijnmond, ‘De Schie’ te Rotterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 20 maart 2019 (regiezitting)
en 17 mei 2019 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.A. Kuipers en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. N. Harlequin en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 24 augustus 2015, te 's-Gravenhage, althans in Nederland,
een voorwerp en/of een geldbedrag, te weten
- een horloge, merk/type Hublot Big Bang [registratienummer] en/of
- een geldbedrag van EUR 20.465,-, althans een geldbedrag (waaronder 13 biljetten van EUR 500,-) voorhanden heeft gehad en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat dat voorwerp en/of dat geldbedrag geheel of gedeeltelijk
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2. hij op een of meer tijdstippen in de periode van 23 september 2013 tot en met 14 mei 2014 te München (Duitsland) en/of Utrecht en/of 's-Gravenhage en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van een of meer geldbedrag(en) (te weten EUR 39.900,- en EUR 20.524,- en/of een of meer andere geldbedrag(en)) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen door
- voor een geldbedrag van EUR 39.900,- een auto (merk/type Audi RS6) te kopen
in München (Duitsland) en/of voor een bedrag van EUR 20.524,- voor voornoemde
auto bpm en/of belasting te betalen en/of voornoemde auto en/of het kenteken van voornoemde auto op naam van [medeverdachte] te (laten) zetten terwijl hij wist dat dat/die geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk, -onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
en/of
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 14 mei 2014 tot en met 3 oktober 2015 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland een voorwerp te weten
- een auto (merk/type Audi RS6 met kenteken [kenteken 2] ) voorhanden heeft gehad
en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Aan de verdachte is onder feit 1 ten laste gelegd dat hij zich op 24 augustus 2015 heeft schuldig gemaakt aan witwassen door het voorhanden hebben en gebruik maken van een Hublot horloge en een geldbedrag van € 20.465,- terwijl hij wist dat dit horloge en het geldbedrag van misdrijf afkomstig waren.
Voorts is aan de verdachte onder feit 2 ten laste gelegd dat hij zich in de periode van
23 september 2013 tot en met 14 mei 2014 heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van meerdere geldbedragen door de herkomst van deze geldbedragen te verhullen door hier een Audi RS6 voor te kopen in Duitsland en hiermee de BPM te betalen waarna hij deze Audi op naam van zijn oom, [medeverdachte] , heeft terwijl hij wist dat die geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. Deze Audi zou de verdachte vervolgens ook hebben witgewassen, doordat hij deze voorhanden zou hebben gehad en zou hebben gebruikt..
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft met betrekking tot feit 1 partieel vrijspraak gevorderd van het witwassen van een geldbedrag van € 465,-. Voor het overige heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. De raadsvrouw wijst hierbij op het feit dat de verdachte betrouwbare verklaringen heeft afgelegd over de wijze waarop hij aan de goederen dan wel de geldbedragen is gekomen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1
Vrijspraak feit 1 ten aanzien van geldbedrag van € 465,-
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde witwassen van het geldbedrag voor zover dit ziet op € 465,-, nu onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat de verdachte dit in een schoudertasje bewaarde geldbedrag heeft witgewassen.
3.4.2
Bewezenverklaarde feiten [1]
Feit 1
Op 24 augustus 2015 werd de verdachte aangehouden op verdenking van onttrekking aan het gezag van zijn minderjarige zoontje en meegenomen naar het politiebureau. [2] Op het politiebureau onderging de verdachte een insluitingsfouillering waarbij alle goederen die hij bij zich had werden ingenomen. Hierbij werden onder andere een horloge van het merk Hublot (type Big Bang, Ferrari Special Edition en voorzien van [serienummer] ) en een gebundeld pakketje met briefgeld aangetroffen, in totaal een bedrag van € 20.000,- in coupures van € 500,-, € 100,- en € 50,-. Op een vraag van een verbalisant naar het inkomen van de verdachte verklaarde de verdachte dat hij in loondienst werkte in het grondverzet. Hierop werden genoemd horloge en het geldbedrag in beslag genomen. [3]
[juwelier 1] en [bedrijf] te Den Haag controleerde het in beslaggenomen horloge op echtheid en concludeerde dat het een echt Hublot horloge betrof. Bij Hublot in Duitsland werd aan de hand van het serienummer nagegaan waar en wanneer het betreffende horloge was verkocht. Het horloge bleek op 7 januari 2014 te zijn verkocht door een Duitse juwelier voor € 24.900,-. [4]
Onderzoek naar de inkomsten van de verdachte wees uit dat de verdachte in 2013 beschikte over een nettoloon van in totaal € 14.824,- en in 2014 een nettoloon van in totaal
€ 18.400,-. [5] Verdachte heeft ook verklaard toentertijd een inkomen van ongeveer € 1.400,- per maand te hebben ontvangen. [6]
Vermoeden van witwassen
De rechtbank overweegt dat aan bepaalde feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen kan worden ontleend.
De rechtbank overweegt ten aanzien van een vermoeden van witwassen dat de verdachte een contant geldbedrag van € 20.000,- bij zich droeg in ongebruikelijke coupures van onder andere € 500,-.
Door de verdediging is aangevoerd dat het geldbedrag niet op het lichaam of in de kleding van de verdachte is aangetroffen, maar dat dit door de politie is meegenomen vanuit de woonkamer van de woning van de verdachte, waar de verdachte werd aangehouden. De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer dat uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat de verdachte buiten zijn woning stond op het moment van aanhouding, dat hij zich heeft willen onttrekken aan zijn aanhouding waardoor er een worsteling ontstond tussen de aanhoudende verbalisanten en de verdachte, waarbij zowel de verdachte als de verbalisanten op de grond vielen over de drempel van de woning. Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt niet dat de verbalisanten, anders dan deze val de woning in, in de woning zijn geweest, noch dat zij goederen uit de woning hebben meegenomen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat, wanneer de politie in het proces-verbaal van bevindingen op pagina 331 opschrijft dat zij het geldbedrag hebben aangetroffen bij de insluitingsfouillering van de verdachte, dat dit op het lichaam of in de kleding van de verdachte is aangetroffen.
Daarnaast werd bij de verdachte een kostbaar horloge aangetroffen, te weten een special edition van het merk Hublot.
Uit het legale inkomen van de verdachte kan het aantreffen van dit geldbedrag en het horloge dan ook niet verklaren. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden een vermoeden van witwassen doen ontstaan.
Verklaring van de verdachte
Onder deze omstandigheden mag van de verdachte een verklaring worden verwacht die aannemelijk maakt dat het voorhanden hebben van het geldbedrag en het horloge een legale herkomst heeft. Deze verklaring dient concreet, verifieerbaar en niet op voorhand onaannemelijk te zijn. De rechtbank dient uiteindelijk te beoordelen of de verklaring van de verdachte aannemelijk is geworden. Hierbij mag de rechtbank meewegen hoe de verklaring tot stand is gekomen, wanneer de verklaring is afgelegd en of de verdachte consistent is in zijn verklaring.
Ten aanzien van het Hublot horloge
De verdachte heeft ten aanzien van het horloge bij de politie verklaard dat hij dit horloge met geld dat hij voor zijn dertigste verjaardag van familie en vrienden heeft ontvangen heeft aangekocht bij [juwelier 2] voor een bedrag van € 19.500,-, waarbij hij eerst een bedrag van € 7.500,- heeft aanbetaald en vervolgens het overige bedrag maandelijks in termijnen van € 500,- heeft afgelost bij de juwelier. De verdachte heeft hiertoe een nota overgelegd, gedateerd 3 september 2013, waaruit blijkt dat het horloge toen is aangekocht en een betalingsregeling is afgesproken zoals door de verdachte is verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
Ter verificatie van de verklaring van de verdachte is [juwelier 2] gehoord als getuige. [juwelier 2] heeft verklaard dat hij de moeder en broer van de verdachte, [broer verdachte] , kent. De verdachte zegt hij niet te kennen. Hij heeft verklaard dat hij weleens een Hublot horloge aan [broer verdachte] heeft verkocht, maar niet aan de verdachte zelf.
De rechtbank overweegt dat de verdachte heeft verklaard dat hij het geld voor het horloge op zijn dertigste verjaardag heeft gekregen. Ter terechtzitting heeft de verdachte zijn verklaring in die zin gewijzigd, dat het ook zijn 29e verjaardag kan zijn geweest. Wat hier ook van zij, de datum op de factuur van [juwelier 2] , 3 september 2013, ligt voor de datum waarop het horloge volgens Hublot zelf zou zijn verkocht in Duitsland, namelijk op 7 januari 2014. Gelet hierop biedt de overgelegde nota geen onderbouwing voor de verklaring van de verdachte.
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat het mogelijk is dat het horloge waar Hublot naar verwijst een ander horloge betreft dan bij de verdachte is aangetroffen. De rechtbank verwerpt dit verweer nu het horloge een specifiek serienummer heeft en aan de hand van dit serienummer door Hublot is nagegaan dat het horloge op 7 januari 2014 in Duitsland is verkocht. Dat deze informatie op een ander horloge ziet dan bij de verdachte is aangetroffen sluit de rechtbank dan ook uit.
De rechtbank concludeert dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft kunnen geven waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het horloge een legale herkomst heeft. Het kan dan ook niet anders dan dat het horloge afkomstig is uit enig misdrijf en dat de verdachte hiervan op de hoogte was.
Ten aanzien van het geldbedrag van € 20.000,-
Ten aanzien van het aangetroffen geldbedrag van € 20.000,- heeft de verdachte verklaard dat dit geldbedrag afkomstig is van de verkoop van zijn auto, een Volkswagen Golf, in juni 2015. Hiertoe heeft de verdachte een kwitantie overgelegd gedateerd op 17 juni 2015 waaruit blijkt dat hij een Volkswagen Golf GTD uit 2011 met [kenteken 3] heeft verkocht voor € 19.500,- aan [koper] en dat deze contant is betaald.
Op de vraag hoe de verdachte aan het geld kwam om deze Volkswagen, met een nieuwwaarde van € 42.458,- [7] , in eerste instantie aan te schaffen, heeft de verdachte bij de politie geen antwoord willen geven. Pas ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij in 2009 of 2010 een bedrag van ongeveer € 6.000,- à € 7.000,- heeft ontvangen van justitie omdat hij een periode in voorlopige hechtenis had doorgebracht voor een feit waarvoor hij later is vrijgesproken. Met dit geld zou hij een auto hebben gekocht, deze hebben opgeknapt en vervolgens doorverkocht. Dit deed hij vervolgens met nog twee auto’s waarna hij uiteindelijk de Volkswagen Golf heeft aangeschaft. De verdachte verklaarde verder dat hij de auto in Duitsland tweedehands heeft gekocht.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit de bankafschriften van de verdachte naar voren komt dat de verdachte tot in september 2015 nog de verzekering van de auto heeft betaald die hij volgens zijn eigen verklaring in juni 2015 al verkocht had. [8] Hiernaar gevraagd verklaarde de verdachte dat hij bij de verkoop van de auto, waarbij hij samen met [koper] naar het postkantoor was gegaan voor de overschrijving van de auto, het vrijwaringsbewijs niet had ontvangen. Totdat hij deze had ontvangen heeft de verdachte zijn verzekering door laten lopen, zo heeft hij verklaard. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig, nu de verdachte zelf heeft verklaard vaker auto’s te kopen en door te verkopen. Dat hij dus geen vrijwaringsbewijs heeft ontvangen bij de overschrijving van de auto acht de rechtbank ongeloofwaardig. [koper] wenste niet gehoord te worden als getuige, zodat de verklaring verder niet verifieerbaar is. Daarbij neemt de rechtbank tevens in overweging dat de verdachte deze verklaring pas in een zeer laat stadium, namelijk pas ter terechtzitting heeft afgelegd. Tot slot acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de verdachte, die geen professioneel autohandelaar is, met de verkoop van drie auto’s, die hij naar zijn verklaring tussen opknappen en verkopen zelf heeft gebruikt, zijn winst heeft weten te verdrievoudigen.
De rechtbank concludeert opnieuw dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft kunnen geven waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het aangetroffen geldbedrag een legale herkomst heeft. Het kan dan ook niet anders dan dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf en dat de verdachte hiervan op de hoogte was.
Feit 2
Tijdens zijn aanhouding op 24 augustus 2015 was de verdachte in het bezit van een Audi RS6 met het kenteken [kenteken 2] (hierna: de Audi of de auto). [9] De auto bleek een dagwaarde te hebben van ongeveer € 72.900,-. [10]
Volgens het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit is de auto op 23 september 2013 in Duitsland verkocht aan de verdachte en het Duitse kenteken werd op zijn naam gezet. Het factuuradres van de auto betrof ook het adres van de verdachte. [11] De verdachte heeft € 39.900,- voor de Audi betaald. Dit heeft hij contant betaald. [12] Vanaf 14 mei 2014 stond de auto op naam van [medeverdachte] , de oom van verdachte. [13] De BPM bedroeg € 20.524,- en werd betaald vanaf de rekening van [medeverdachte] . [14] Een dag na de betaling van de BPM werd een bedrag van € 28.232,- contant op de rekening van [medeverdachte] gestort. [15]
Onderzoek naar de Audi in het politieregistratiesysteem wees uit dat de verdachte in de periode van oktober 2014 tot en met oktober 2015 meerdere keren in de Audi is gecontroleerd in de omgeving van Den Haag. Ook zijn vriendin werd in juni 2014 in de Audi gecontroleerd. [16] Er zijn geen registraties van de Audi in de omgeving van Utrecht, waar [medeverdachte] woonachtig is.
Zoals eerder overwogen wees onderzoek naar de inkomsten van de verdachte uit dat de verdachte in 2013 beschikte over een nettoloon van in totaal € 14.824,- en in 2014 een nettoloon van in totaal € 18.400,-. [17] Verdachte heeft ook verklaard toentertijd een inkomen van ongeveer € 1.400,- per maand te hebben ontvangen. [18]
Op 3 oktober 2015 werd de Audi in beslag genomen. Ook toen was deze auto in het bezit van de verdachte. [19]
Vermoeden van witwassen
De rechtbank overweegt dat aan bepaalde feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen kan worden ontleend.
De rechtbank overweegt dat de verdachte meerdere keren in de Audi is aangetroffen, onder andere op het moment dat de verdachte op 24 augustus 2015 werd aangehouden en ook toen de auto in beslag werd genomen op 3 oktober 2015.
Onderzoek wees vervolgens uit dat de verdachte degene is geweest die de auto in september 2013 in Duitsland heeft gekocht en hier contant € 39.900,- voor heeft betaald, terwijl het jaarinkomen van de verdachte in die periode slechts € 14.824,- betrof.
Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden ontstaan dat de auto van de verdachte is, terwijl hij niet de legale inkomsten heeft om over een dergelijke auto te kunnen beschikken. De rechtbank acht dan ook een vermoeden van witwassen aanwezig.
Verklaring van de verdachte
Zoals eerder overwogen is het vervolgens aan de verdachte om middels een concrete, verifieerbare en niet op voorhand onaannemelijke verklaring aannemelijk te maken dat de auto een legale herkomst heeft.
Bij de politie heeft de verdachte geen verklaring willen afleggen naar aanleiding van de vraag van wie de Audi is. Pas ter terechtzitting is door de verdachte een verklaring afgelegd. Deze hield in dat het de auto van zijn oom [medeverdachte] betreft. Hij heeft de auto in Duitsland voor zijn oom gekocht omdat zijn oom zelf niet in de gelegenheid was om te gaan. Hij had hiervoor geld meegekregen van zijn oom. Als bedankje hiervoor mocht hij af en toe in de auto rijden, maar de keren dat hij dat heeft gedaan zijn op één hand te tellen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat [medeverdachte] in eerste instantie heeft verklaard dat hij de auto wilde kopen, maar die dag ziek was geworden waardoor hij zijn neef heeft gestuurd. Een aantal dagen na het afleggen van zijn verklaring meldde hij zich weer bij de politie en gaf aan dat hij last had van zijn geweten en een eerlijke verklaring wilde afleggen. Vervolgens verklaarde hij dat de verdachte aan hem had gevraagd om de auto op zijn naam te laten zetten. [medeverdachte] had geld van de verdachte ontvangen om de BPM te betalen. Ook kreeg hij maandelijks geld van de verdachte om de verzekering en wegenbelasting te betalen. [20]
De rechtbank overweegt dat door de verklaring van [medeverdachte] het vermoeden dat de auto aan de verdachte toebehoort wordt bevestigd. De verklaring van [medeverdachte] wordt naar het oordeel van de rechtbank ondersteund door de bankgegevens van [medeverdachte] , welke inzichtelijk zijn en waaruit blijkt dat [medeverdachte] normaal gesproken zijn betalingen via de bank laat lopen en niet contant. Ook hecht de rechtbank waarde aan het feit dat [medeverdachte] op eigen initiatief naar de politie is gegaan omdat hij last kreeg van zijn geweten en zodoende zijn verklaring heeft gewijzigd. Ter zitting heeft verdachte niet integraal willen verklaren over de aankoop van de auto in Duitsland, maar slechts ‘over zichzelf’.
Voor zover de verklaring van verdachte verifieerbaar is, zou dat moeten geschieden door het horen van [medeverdachte] . Dat is gebeurd. [medeverdachte] spreekt de verklaring van de verdachte juist tegen. Vervolgens is het aan de rechtbank de verklaringen te wegen. De tweede verklaring van [medeverdachte] is in lijn met de andere constateringen uit het dossier, zoals de keren dat verdachte in de auto is gecontroleerd. Verder blijkt uit het dossier dat [medeverdachte] af en toe contante stortingen doet op zijn rekening, mogelijk van huurinkomsten, en dus in elk geval deels inzicht in financiële handel en wandel niet schuwt. Ook worden de regulier inkomsten van [medeverdachte] verklaard. Ten slotte blijft [medeverdachte] in zijn eigen verklaring niet geheel buiten schot; zijn medewerking stelt hem in een dubieus daglicht. Dat heeft hem echter er niet van weerhouden zijn eerste verklaring in zoverre in zijn nadeel te wijzigen. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de tweede verklaring van [medeverdachte] . Derhalve is de verklaring van de verdachte na verificatie niet aannemelijk geworden.
De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de Audi RS6 aan de verdachte toebehoort. De verkoopovereenkomst staat op naam van verdachte (geldige titel) en de auto is aan hem geleverd (geldige levering). Daarbij komt dat hij de auto ook feitelijk heeft betaald. De geldbedragen die hij hiervoor heeft betaald hebben, gelet op het geregistreerde inkomen van verdachte, geen legale herkomst. Samen met de wijze waarop de verdachte de auto op naam van zijn oom heeft laten zetten om zo, samen met zijn oom, de herkomst van de geldbedragen te verbergen, brengt het voorgaande de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte wist dat de geldbedragen van enig misdrijf afkomstig waren.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1. hij op 24 augustus 2015, te ’s-Gravenhage een
- een horloge, merk/type Hublot Big Bang [registratienummer] en
- een geldbedrag van EUR 20.000,-, (waaronder 13 biljetten van EUR 500,-) voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat dat voorwerp en dat geldbedrag geheel of gedeeltelijk
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
2. hij in de periode van 23 september 2013 tot en met 14 mei 2014 te München (Duitsland) en in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, van geldbedragen (te weten EUR 39.900,- en EUR 20.524,-) de werkelijke aard en de herkomst heeft verborgen door
- voor een geldbedrag van EUR 39.900,- een auto (merk/type Audi RS6) te kopen
in München (Duitsland) en voor een bedrag van EUR 20.524,- voor voornoemde
auto bpm te betalen en het kenteken van voornoemde auto op naam van [medeverdachte] te (laten) zetten terwijl hij wist dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk, -onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf
en
hij in de periode van 14 mei 2014 tot en met 3 oktober 2015 te 's-Gravenhage een voorwerp te weten
- een auto (merk/type Audi RS6 met kenteken [kenteken 2] ) voorhanden heeft gehad
en daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van zes maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Tevens heeft de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met het tijdsverloop in deze zaak.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van meerdere grote geldbedragen en een kostbaar horloge. Hiermee heeft de verdachte crimineel geld als vermeend legaal geld in het verkeer gebracht. Dit vormt een ernstige bedreiging op de legale economie en dit tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Opbrengsten van misdrijven worden hierdoor bovendien aan het zicht van justitie onttrokken, waardoor witwassen ook het plegen van misdrijven aantrekkelijk kan maken. De verdachte heeft door zijn handelen hier aan bijgedragen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor witwassen is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Die termijn is aangevangen op het moment dat de verdachte redelijkerwijs kon weten dat hij vervolgd zou worden voor een strafbaar feit. De rechtbank stelt dit moment in de zaak van verdachte vast op het moment dat de officier van justitie tijdens de behandeling van het klaagschrift ex art. 552a Sv in raadkamer kenbaar maakte dat de verdachte wordt verdacht van witwassen, namelijk op 5 januari 2016. Voor de berechting van een zaak in eerste aanleg geldt als uitgangspunt dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting binnen twee jaar dient te zijn afgerond met een eindvonnis . Dit betekent dat de redelijke termijn met iets meer dan één jaar is overschreden. De rechtbank zal dit verdisconteren in de straf met een matiging van (ruim) 10%.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten is naar het oordeel van de rechtbank enkel oplegging van een gevangenisstraf op zijn plaats. Normaliter acht de rechtbank voor dergelijke feiten een gevangenisstraf van acht maanden op zijn plaats. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden opleggen.

7.De inbeslaggenomen goederen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 2 en 3 genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard. Dit geldt ook voor het onder 1 genummerde geldbedrag voor zover het ziet op € 20.000,-. Ten aanzien van de overige
€ 465,- heeft de officier van justitie gevorderd dat dit geldbedrag zal worden teruggegeven aan de verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 2 en 3 genummerde voorwerpen verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en met betrekking tot deze voorwerpen de bewezenverklaarde feiten zijn begaan. Dit geldt ook voor het onder 1 genummerde geldbedrag tot € 20.000,-.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genummerde resterende geldbedrag van € 465,-.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
witwassen;
ten aanzien van feit 2:
witwassen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 (ZES) MAANDEN;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1, 2 en 3 genummerde voorwerpen, te weten:
Geld Nederlands,
ten aanzien van € 20.000,-;
1 STK Horloge, kl: zwart, HUBLOT big bang 2014, [registratienummer]
1 STK personenauto [kenteken 2] , Audi RS6 2010, kl: grijs.
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten:
1. Geld Nederlands,
ten aanzien van € 465,-.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H.M. Smelt, voorzitter,
mr. A.P. Sno, rechter,
mr. J. Montijn, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Westhoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 mei 2019.
Mr. Montijn is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met naam Mierlo/DH2R015050, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag West, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 332).
2.Proces-verbaal van aanhouding, blz. 328-330
3.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 331-332
4.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 199
5.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 209
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting
7.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 326-327
8.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 23-38
9.Proces-verbaal van aanhouding, blz. 328-330
10.Proces-verbaal van relaas, blz. 11
11.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 200
12.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 40
13.Proces-verbaal van relaas, blz. 5
14.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 200
15.Proces-verbaal van relaas, blz. 12
16.Proces-verbaal van relaas, blz. 11
17.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 209
18.Verklaring van verdachte ter terechtzitting
19.Proces-verbaal van relaas, blz. 11
20.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] , blz. 154- 156