Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 15 juli 2019 in de zaak tussen
[eiser] , V-nummer [V-nummer] , eiser
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
- vernieling, gepleegd op respectievelijk 8 juli 2015, 21 augustus 2015, 16 september 2015 en 4 december 2015;
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, gepleegd op 19 december 2015;
- mishandeling, gepleegd op respectievelijk 8 juli 2015, 13 augustus 2015, 19 augustus 2015, 13 oktober 2015 en 26 april 2016;
- poging tot zware mishandeling, gepleegd op 18 juli 2016;
- diefstal, gepleegd op 6 februari 2016 en 15 juli 2016;
- diefstal met geweld, gepleegd op 29 augustus 2016;
- poging tot verkrachting op 29 augustus 2016; en
- zware mishandeling van ambtenaren, gepleegd op 22 juli 2017 en tijdens eisers detentie.
Bij strafrechtelijk vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 11 juli 2017 (parketnummers: 01/865120-16 en 01/146552-16) is eiser vanwege de op 6 februari 2016, 15 en 18 juli 2016 en 29 augustus 2016 gepleegde strafbare feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zijn algemene en bijzondere voorwaarden verbonden.
Bij strafrechtelijk mondeling vonnis van de enkelvoudige kamer (politierechter) van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 31 juli 2018 (parketnummers: 01-064915-18; 01-865120-16) is eiser vanwege de op 22 juli 2017 gepleegde zware mishandeling veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. Tevens is hierbij de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de hiervoor vermelde voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar, te weten een gevangenisstraf van twee maanden, gelast.
Ter motivering van voormelde heeft eiser het volgende gesteld.
De rechtbank is, gezien de motivering van het bestreden besluit en van het daarin ingelast voornemen, van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft aangenomen dat eiser door zijn gedrag een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. Hierbij heeft verweerder onder meer terecht in aanmerking genomen dat eiser geen objectief verifieerbare gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt dat het hoge recidiverisico, zoals door de strafrechter bij vonnis van 11 juli 2017 is vastgesteld en welk risico voor de strafrechter aanleiding is geweest om bijzondere voorwaarden te verbinden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar, is afgenomen dan wel niet meer bestaat.
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.”. Hieraan doet niet af, dat de strafrechter mede vanwege het feit dat bij eiser sprake is van een lichte mate van zwakzinnigheid reden heeft gezien om aan de voorwaardelijke opgelegde straf bijzondere voorwaarden te verbinden om het hoge recidiverisico te beperken.
actuelebedreiging vormt, niet alleen aandacht gehad voor eisers strafrechtelijke veroordeling van 31 juli 2018 voor het op 22 juli 2017 gepleegde misdrijf. Verweerder heeft immers ook en onder meer betrokken de omstandigheid dat hem geen gegevens bekend zijn en eiser evenmin gegevens aan hem heeft verstrekt, waaruit blijkt dat het hoge risico op recidive zoals ten tijde van het vonnis van 11 juli 2017 door de strafrechter was vastgesteld sindsdien is afgenomen.