In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, betreft het een verzoek tot benoeming van een bijzondere curator in het kader van internationale kinderontvoering. De vader, wonende in Polen, heeft op 3 juni 2019 een verzoek ingediend. De moeder, ook afkomstig uit Polen, heeft de kinderen zonder toestemming van de vader naar Nederland gebracht. De rechtbank heeft op 11 juni 2019 een regiezitting gehouden, waarbij beide ouders de mogelijkheid hebben gekregen om deel te nemen aan een crossborder mediation traject. Dit traject was bedoeld om tot een minnelijke regeling te komen, maar op 19 juni 2019 heeft het Mediation Bureau gerapporteerd dat de mediation niet is geslaagd. De vader heeft vervolgens verzocht om de onmiddellijke terugkeer van de kinderen naar Polen, met de mogelijkheid van een uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen over de minderjarigen en dat er een belangenstrijd bestaat. Gezien de aard van de zaak en de belangen van de minderjarigen, heeft de rechtbank besloten een bijzondere curator te benoemen. Deze curator zal de mening van de kinderen over hun verblijf in Polen en Nederland in kaart brengen, zonder dat de ouders hierbij betrokken worden. De ouders zijn verplicht om medewerking te verlenen aan de gesprekken met de bijzondere curator.
De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de meervoudige kamer voor verdere behandeling en heeft de bijzondere curator opgedragen om uiterlijk twee dagen voor de volgende zitting een schriftelijk verslag in te dienen. De beschikking is gegeven door mr. J.T.W. van Ravenstein, rechter en kinderrechter, en is uitgesproken op 20 juni 2019.