ECLI:NL:RBDHA:2019:9889

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2019
Publicatiedatum
19 september 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5155
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening sluiting horeca-inrichting wegens illegaal gokken en witwassen

Op 19 september 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een horeca-inrichting in Leiden. De burgemeester van Leiden had op 18 juli 2019 besloten om de horeca-inrichting voor zes maanden te sluiten vanwege de aanwezigheid van een cash center, dat volgens de burgemeester een gevaar voor de openbare orde opleverde. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 9 september 2019 is de situatie besproken. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de burgemeester beoordelingsvrijheid toekomt bij het vaststellen van sluitingstijden in het belang van de openbare orde. De burgemeester had zich op het standpunt gesteld dat de aanwezigheid van het cash center illegaal gokken faciliteert, wat een bedreiging voor de openbare orde vormt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het cash center de mogelijkheid biedt om anoniem geld te storten en te gokken op een website waarvoor geen vergunning is verleend in Nederland.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de burgemeester in redelijkheid tot de sluiting van de horeca-inrichting heeft kunnen besluiten. De sluiting voor zes maanden werd niet onredelijk geacht, gezien de ernst van de geconstateerde activiteiten en eerdere incidenten in de inrichting. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 19 september 2019.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/5155
uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 september 2019 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoeker], te [plaats], verzoeker

(gemachtigden: mr. P. Koorn en mr. S. Jansen),
tegen

De Burgemeester van Leiden, verweerder

(gemachtigden: mr. M.E. Atkins en mr. E.M. van Beusekom).

Procesverloop

Bij besluit van 18 juli 2019 (het primaire besluit] heeft verweerder besloten de horeca-inrichting [verzoeker] voor zes maanden te sluiten. Voorts heeft verzoeker een schriftelijke waarschuwing ontvangen voor slecht levensgedrag op grond van de artikelen 8 en 17 van de Drank- en Horecawet (DHW).
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2019. Verzoeker is daarbij vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Voorts was ter zitting aanwezig [bedrijfsleider], bedrijfsleider van verzoeker.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 2:30, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening 2015 (APV) kan de burgemeester in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen dan wel het daarbij behorende terras tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de enkele aanwezigheid van het cash center in de horeca-inrichting een gevaar oplevert voor de openbare orde zodat verweerder tot tijdelijke sluiting kon overgaan.
3. De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
3.1
Bij de beoordeling of zich een de openbare orde, veiligheid of gezondheid bedreigende situatie voordoet, komt de burgemeester beoordelingsvrijheid toe. De rechter mag de uitoefening van die vrijheid slechts terughoudend toetsen.
3.2
In deze procedure is allereerst de vraag aan de orde of met het aanwezig hebben van een cash center in de inrichting illegaal gokken feitelijk dermate wordt gefaciliteerd, dat de openbare orde in geding komt.
3.3
Verweerder heeft aan de sluiting ten grondslag gelegd de bestuurlijke rapportage van de politie over het aantreffen van een cash center in [verzoeker] van 28 maart 2019, de bestuurlijke rapportage in het onderzoek ‘Kassa’ van 28 maart 2019, het proces-verbaal van bevindingen ten behoeve van het treffen van bestuurlijke maatregelen van de Kansspelautoriteit van 5 juni 2019 en de aanvulling op de bestuurlijke rapportage van de politie van 12 juli 2019.
3.4
Mede gelet op de overgelegde rapportages overweegt de voorzieningenrechter over de werking van de cash center als volgt.
Op een cash center kan een (anoniem) account worden aangemaakt, waarop door middel van het cash center contant geld kan worden gestort. Met dit tegoed kan via een (andere) gegevensdrager (computer of telefoon) online worden gegokt op www.forzza.com, een website voor sportweddenschappen. Voor deze website is in Nederland geen vergunning verleend als bedoeld in de Wet op de kansspelen. Eventuele winst behaald met gokken, kan slechts als tegoed gekoppeld aan dat account worden uitbetaald via hetzelfde cash center als waar het account aanvankelijk op is aangemaakt. Een zeer groot deel van de omzet van cash centers (95,2%) komt blijkens het proces-verbaal van bevindingen van de Kansspelautoriteit voort uit het gebruik van tegoed voor www.forzza.com.
Uit hetzelfde proces-verbaal blijkt dat de behaalde omzet op het cash center in de inrichting van verzoeker tussen 2 oktober 2017 en 1 juli 2018 € 51.293,63 bedraagt en dat in de periode tussen 1 maart 2019 en 27 maart 2019 een bedrag van € 108.623,39 met op dit cash center aangemaakte accounts is ingezet op weddenschappen op www.forzza.com. Reeds uit de omvang van deze bedragen blijkt genoegzaam dat het voor verzoeker duidelijk kon en moest zijn dat geen sprake was van gebruik van het cash center voor alleen zaken als een beltegoed, maar dat er via het cash center geld werd gestort en uitbetaald vanwege gokactiviteiten. Verder geldt dat hierbij sprake was van een verdeling van het resultaat tussen de leverancier van het cash center en verzoeker, zodat kan worden geconcludeerd dat verzoeker (indirect) aanzienlijke winst uit deze activiteiten heeft behaald.
3.4
Gelet op wat is overwogen over de werking van de cash center is de voorzieningenrechter van oordeel dat het aanmaken van een account op een cash center een manier is om geheel anoniem te gokken op de website van www.forzza.com en gewonnen tegoeden weer op te nemen. Het is vooral deze anonimiteit waardoor - door het invoeren van contant geld in het cash center – zwart geld gemakkelijk kan worden witgewassen. Nu www.forzza.com blijkbaar gelegenheid biedt om op hun website te gokken via een op een cash center aangemaakt anoniem account, wordt het illegaal gokken en (daarmee) witwassen van geld door het plaatsen van het cash center direct gefaciliteerd.
3.5
Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat dit faciliteren van gokactiviteiten een gevaar vormt voor de openbare orde.
De voorzieningenrechter verwijst in dit kader naar vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), zoals de uitspraak van 24 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3439, waaruit naar voren komt dat de burgemeester zich in het algemeen op het standpunt mag stellen dat met illegaal gokken de openbare orde nadelig wordt beïnvloed. Daarbij wordt van belang geacht dat bij illegale gokactiviteiten geen sprake is van consumentenbescherming, verslavingspreventie en correcte afdracht van middelen. Ook kan niet worden gewaarborgd dat minderjarigen geen toegang krijgen tot de activiteiten. Bovendien geldt in het algemeen dat illegale gokactiviteiten criminaliteit aantrekken, onder meer door de mogelijkheid van het witwassen van zwart geld. Criminaliteit oefent in zijn algemeenheid een negatieve invloed uit op het woon- en leefklimaat en het is aannemelijk is dat bekendheid van de inrichting ten aanzien van witwassen van crimineel geld zorgt voor mogelijke toeloop van ongewenste personen. Het voorhanden hebben en verplaatsen van grote bedragen in contanten brengt daarnaast een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich mee, namelijk een risico op al dan niet gewelddadige berovingen en overvallen.
Hoewel het cash center niet gebruikt kan worden om op te gokken, is het duidelijk dat de aanwezigheid van het cash center primair wordt ingegeven door de mogelijkheid dat hiermee grote geldbedragen anoniem op een account kunnen worden gezet, waarmee illegaal gegokt kan worden.
3.6
De voorzieningenrechter is van oordeel dat, op basis van de inhoud van de zich op dit moment in het dossier bevindende stukken, verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake is van illegaal gokken en witwassen en dat deze activiteiten met behulp van het cash center in de inrichting worden verricht dan wel gefaciliteerd. Daarbij heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat daarom sprake is van een gevaar voor de openbare orde. Hij heeft dan ook de bevoegdheid om het pand van verzoeker te sluiten.
3.7
De voorzieningenrechter acht een sluiting voor zes maanden niet onredelijk of onevenredig. Hoewel duidelijk is dat de sluiting groot nadeel oplevert voor verzoeker, weegt dat nadeel minder zwaar dan het algemeen belang van verweerder bij sluiting van het pand en het op die manier van de kaart halen van de inrichting als gelegenheid waar gokactiviteiten worden gefaciliteerd en/of zwart geld op eenvoudige wijze kan worden wit gewassen. De aard van de geconstateerde activiteiten brengt met zich dat een sluiting van zes maanden gerechtvaardigd is. Verweerder heeft in dit verband ook betekenis mogen hechten aan andere, eerdere, incidenten die zich in de inrichting hebben voorgedaan, te weten de aanwezigheid van softdrugs en de meermaals geconstateerde afwezigheid van de leidinggevende. Ook is het – blijkens de aanvulling op de bestuurlijke rapportage van de politie van 12 juli 2019 - de politie ambtshalve bekend dat er regelmatig bezoekers met antecedenten uit de omgeving van Leiden in de inrichting aanwezig zijn. Genoemde omstandigheden versterken het beeld van de inrichting als plaats waarin ruimte is voor activiteiten die in strijd zijn met de openbare orde.
4. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
19 september 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.