ECLI:NL:RBDHA:2019:9870

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2019
Publicatiedatum
19 september 2019
Zaaknummer
AWB 18/6411
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening mvv voor nareis en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoekster en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft de verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis. De rechtbank verwijst naar een eerdere tussenuitspraak van 18 april 2019, waarin het procesverloop tot dat moment is weergegeven. Op 6 mei 2019 heeft de Staatssecretaris de aanvraag van de verzoekster alsnog ingewilligd, waarna verzoekster op 22 mei 2019 haar beroep heeft ingetrokken. In deze brief verzocht zij de rechtbank om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten van het beroep, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Staatssecretaris heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op dit verzoek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris aan de verzoekster is tegemoetgekomen, wat heeft geleid tot de intrekking van het beroep. De rechtbank oordeelt dat het verzoek van de verzoekster gegrond is, en veroordeelt de Staatssecretaris in de proceskosten die de verzoekster redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden vastgesteld op € 1.024,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de verleende rechtsbijstand. Daarnaast wijst de rechtbank erop dat de Staatssecretaris het door verzoekster betaalde griffierecht van € 170,- dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/6411
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2019 als bedoeld in artikel 8:75a in verbinding met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

[naam verzoekster] , verzoekster,

gemachtigde: mr. H.E. Visscher,
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Voor een weergave van het procesverloop tot 18 april 2019 verwijst de rechtbank naar haar tussenuitspraak van die datum.
Bij besluit van 6 mei 2019 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster alsnog ingewilligd.
Bij brief van 22 mei 2019 heeft verzoekster het beroep ingetrokken en de rechtbank op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzocht verweerder bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de proceskosten van het beroep.
Verweerder is bij brief van 23 mei 2019 in de gelegenheid gesteld binnen twee weken na verzending van die brief te reageren. Van die gelegenheid heeft verweerder geen gebruik gemaakt.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoekster is tegemoetgekomen, dat verzoekster om die reden het beroep heeft ingetrokken en dat zij proceskosten heeft gemaakt. Het verzoek is kennelijk gegrond.
2. De rechtbank veroordeelt verweerder in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,- en wegingsfactor 1).
3. De rechtbank wijst er ten slotte op dat verweerder gelet op artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het door verzoekster betaalde griffierecht van € 170,- aan haar dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 28 juni 2019.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.