ECLI:NL:RBDHA:2019:9870
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlening mvv voor nareis en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoekster en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft de verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis. De rechtbank verwijst naar een eerdere tussenuitspraak van 18 april 2019, waarin het procesverloop tot dat moment is weergegeven. Op 6 mei 2019 heeft de Staatssecretaris de aanvraag van de verzoekster alsnog ingewilligd, waarna verzoekster op 22 mei 2019 haar beroep heeft ingetrokken. In deze brief verzocht zij de rechtbank om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten van het beroep, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Staatssecretaris heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op dit verzoek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris aan de verzoekster is tegemoetgekomen, wat heeft geleid tot de intrekking van het beroep. De rechtbank oordeelt dat het verzoek van de verzoekster gegrond is, en veroordeelt de Staatssecretaris in de proceskosten die de verzoekster redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden vastgesteld op € 1.024,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de verleende rechtsbijstand. Daarnaast wijst de rechtbank erop dat de Staatssecretaris het door verzoekster betaalde griffierecht van € 170,- dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.