Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2019 in de zaak tussen
[naam eiseres] , eiseres,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
.
Rechtbank Den Haag
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, van 18 april 2019, wordt de weigering van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen aan eiseres, die de echtgenote is van een referent met een verblijfsvergunning asiel, beoordeeld. De aanvraag van eiseres voor een mvv in het kader van nareis werd afgewezen omdat zij geen ondertekende antecedentenverklaring had overgelegd. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarin het bezwaar tegen de afwijzing ongegrond werd verklaard.
Tijdens de zitting op 5 april 2019 heeft de gemachtigde van eiseres aangevoerd dat de afwijzing niet zorgvuldig is voorbereid en dat er geen belangenafweging is gemaakt. Eiseres heeft een groot belang bij gezinshereniging en stelt dat verweerder niet verplicht is om de mvv te weigeren enkel vanwege het ontbreken van de antecedentenverklaring. De rechtbank oordeelt dat verweerder wel degelijk een belangenafweging moet maken en dat het zonder deze afweging ongegrond verklaren van het bezwaar in strijd is met de wet.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder krijgt de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak. Indien verweerder besluit de afwijzing te handhaven, dient hij een deugdelijke motivering te geven voor zijn beslissing. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.