ECLI:NL:RBDHA:2019:9869

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
19 september 2019
Zaaknummer
AWB 18/6411
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake weigering nareis op basis van ontbrekende antecedentenverklaring

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, van 18 april 2019, wordt de weigering van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen aan eiseres, die de echtgenote is van een referent met een verblijfsvergunning asiel, beoordeeld. De aanvraag van eiseres voor een mvv in het kader van nareis werd afgewezen omdat zij geen ondertekende antecedentenverklaring had overgelegd. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarin het bezwaar tegen de afwijzing ongegrond werd verklaard.

Tijdens de zitting op 5 april 2019 heeft de gemachtigde van eiseres aangevoerd dat de afwijzing niet zorgvuldig is voorbereid en dat er geen belangenafweging is gemaakt. Eiseres heeft een groot belang bij gezinshereniging en stelt dat verweerder niet verplicht is om de mvv te weigeren enkel vanwege het ontbreken van de antecedentenverklaring. De rechtbank oordeelt dat verweerder wel degelijk een belangenafweging moet maken en dat het zonder deze afweging ongegrond verklaren van het bezwaar in strijd is met de wet.

De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder krijgt de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak. Indien verweerder besluit de afwijzing te handhaven, dient hij een deugdelijke motivering te geven voor zijn beslissing. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/6411

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2019 in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres,

gemachtigde: mr. H.E. Visscher,
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

Procesverloop

Bij besluit van 27 december 2016 (de afwijzing) heeft verweerder de aanvraag van [naam referent] (referent) ten behoeve van eiseres tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis afgewezen.
Bij besluit van 31 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2019. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder is met kennisgeving niet verschenen
.

Overwegingen

Wat aan de procedure vooraf ging
1. Referent heeft sinds 12 december 2015 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiseres is de echtgenote van referent. Zij wil bij referent verblijven in Nederland. Op 2 februari 2016 heeft referent een mvv-aanvraag ten behoeve van eiseres ingediend.
Het bestreden besluit
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing gehandhaafd. Eiseres heeft in bezwaar een kopie van haar Eritrese identiteitskaart overgelegd. Zij heeft daarmee haar identiteit aannemelijk gemaakt. Op 9 juli 2018 heeft een interview plaatsgevonden met eiseres op de Nederlandse ambassade te Addis Abeba (Ethiopië). Gelet op de door haar afgelegde verklaringen heeft zij haar familierelatie met referent ook aannemelijk gemaakt. Eiseres komt toch niet in aanmerking voor een nareis mvv, omdat zij geen ondertekende antecedentenverklaring heeft overgelegd.

De beoordeling van het beroep

3.1
Eiseres voert aan dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd, omdat verweerder excessief formalistisch heeft gehandeld en heeft nagelaten een belangenafweging te maken.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres onder meer naar voren gebracht dat de antecedentenverklaring is opgestuurd naar eiseres in Ethiopië, maar dat zij die waarschijnlijk niet heeft ontvangen. Verweerder kan de mvv weigeren omdat er geen ondertekende antecedentenverklaring is, maar hij is daartoe niet verplicht. Eiseres heeft een groot belang bij gezinshereniging. Niet valt in te zien waarom de mvv bijvoorbeeld niet kan worden verstrekt op voorwaarde dat eiseres voorafgaand aan de afgifte op de ambassade de antecedentenverklaring ondertekent. Eiseres stelt dat zij geen gevaar vormt voor de openbare orde.
3.2
Verweerder is bevoegd een mvv te weigeren aan een vreemdeling die een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid. Een vreemdeling die een aanvraag voor een mvv indient, is daarom verplicht een antecedentenverklaring te ondertekenen waarin hij verklaart dat hij geen strafrechtelijke antecedenten heeft. Eiseres heeft dat niet gedaan. Niet in geschil is dat verweerder bevoegd is de mvv-aanvraag om die reden af te wijzen. Eiseres voert terecht aan dat verweerder daarbij wel een belangenafweging moet maken. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de (door eiseres in meer algemene zin ingeroepen) Gezinsherenigingsrichtlijn kunnen de lidstaten een verzoek om toegang en verblijf van gezinsleden afwijzen om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid. Het tweede lid van deze bepaling schrijft voor dat de lidstaat bij zijn besluitvorming (onder meer) de ernst van de inbreuk of het soort van inbreuk van het gezinslid op de openbare of de openbare veiligheid in overweging neemt, of het risico dat van die persoon uitgaat. Verweerder heeft in dit geval nagelaten een kenbare belangenafweging te maken in het bestreden besluit. Bovendien is eiseres op 9 juli 2018 gehoord op de Nederlandse ambassade in Addis Abeba. Een paar maanden daarvoor had verweerder om een antecedentenverklaring gevraagd. Uit oogpunt van zorgvuldigheid had het in de rede gelegen eiseres tijdens het gesprek op de ambassade behalve naar haar identiteit en de gezinsband met referent ook naar de antecedentenverklaring te vragen en haar die eventueel meteen te laten ondertekenen. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres erop gewezen dat verweerder op grond van een belangenafweging ook de keus had kunnen maken de mvv te verstrekken op voorwaarde dat eiseres voor de daadwerkelijke afgifte van de mvv op de ambassade de antecedentenverklaring ondertekent. Het zonder belangenafweging ongegrond verklaren van het bezwaar doet naar het oordeel van de rechtbank afbreuk aan het nuttig effect van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
3.3
De beroepsgrond slaagt.
Conclusie
4. Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het vervolg van de procedure
5.1
Op grond van artikel 8:41a van de Awb beslecht de rechtbank het haar voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te (laten) herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak.
5.2
De rechtbank ziet aanleiding verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek in het bestreden besluit binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak te herstellen door een aanvullend besluit te nemen met inachtneming van deze tussenuitspraak. Verweerder kan in dat besluit beslissen om de mvv alsnog toe te kennen onder de voorwaarde dat eiseres de antecedentenverklaring ondertekent bij het afhalen van de mvv. Als verweerder de afwijzing wenst te handhaven, zal hij een belangenafweging moeten maken als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn en deugdelijk moeten motiveren waarom hij het door eiseres aangedragen alternatief onaanvaardbaar acht.
5.3
Als verweerder gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek in de besluitvorming te herstellen, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken schriftelijk te reageren op de wijze waarop verweerder het gebrek heeft hersteld. In beginsel zal de rechtbank vervolgens het onderzoek sluiten en zonder nadere zitting uitspraak doen. Als verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, dient hij dit binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak schriftelijk kenbaar te maken. In dat geval zal de rechtbank het onderzoek sluiten en zonder nadere zitting uitspraak doen.
5.4
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak te herstellen met inachtneming van deze uitspraak;
- verzoekt verweerder, indien hij van deze gelegenheid geen gebruik maakt, dit binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak schriftelijk kenbaar te maken;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 18 april 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.