ECLI:NL:RBDHA:2019:9857
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afbouw van beveiligingsmaatregelen in het kader van het Stelsel bewaken en beveiligen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 september 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, die betrokken was bij een strafrechtelijk onderzoek naar een crimineel samenwerkingsverband, en de Staat der Nederlanden. Eiser vorderde dat de Staat hem weer zou opnemen in het Stelsel bewaken en beveiligen, en dat zijn huidige woonsituatie in stand zou worden gehouden, totdat het hoger beroep in zijn strafzaak was afgewikkeld. Eiser stelde dat hij nog steeds een onaanvaardbaar risico liep op liquidatie door de hoofdverdachten van het criminele samenwerkingsverband, ondanks dat de dreiging door de hoofdofficier van justitie als 'mogelijk' was ingeschat.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staat in het verleden beveiligingsmaatregelen had getroffen op basis van een dreigingsinschatting, maar dat deze maatregelen nu konden worden afgebouwd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Staat redelijkerwijs had kunnen besluiten om de beveiligingsmaatregelen te schrappen, gezien de laatste updates van de dreigingsinschatting die geen concrete aanwijzingen voor een dreiging aangaven. De rechtbank benadrukte dat de Staat een positieve verplichting heeft om de veiligheid van personen te waarborgen, maar dat de concrete invulling van de te treffen maatregelen aan de nationale autoriteiten is overgelaten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft daarbij de toezeggingen van de Staat om de veiligheidssituatie van eiser te blijven volgen en indien nodig opnieuw maatregelen te treffen, in overweging genomen.