ECLI:NL:RBDHA:2019:9841

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2019
Publicatiedatum
18 september 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1622
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering en de vaststelling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan eiseres, die zich had ziek gemeld als senior technician. Eiseres had een loongerelateerde WGA-uitkering aangevraagd, die aanvankelijk was toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 53,73%. Na bezwaar werd dit percentage verhoogd naar 58,80%. Eiseres was het niet eens met deze beoordeling en stelde beroep in, waarbij zij aanvoerde dat haar medische beperkingen onvoldoende waren onderkend en dat de geduide functies niet passend waren.

De rechtbank beoordeelde of verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op zorgvuldige wijze de mate van arbeidsongeschiktheid had vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren opgesteld en dat er geen tegenstrijdigheden waren. Eiseres had een angststoornis en de ziekte van Lyme, maar de rechtbank concludeerde dat verweerder deze aandoeningen voldoende had meegewogen in de beoordeling. De rechtbank verwierp de stelling van eiseres dat de geduide functies niet passend waren, omdat de arbeidsdeskundige had aangetoond dat deze functies in overeenstemming waren met de beperkingen van eiseres.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de toekenning van de WGA-uitkering en de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid door verweerder werden bevestigd. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat de uitspraak openbaar werd gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/1622

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.S. Fluit),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. R.A.C. Rijk).

Procesverloop

Bij besluit van 16 augustus 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres per 10 maart 2018 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 53,73%.
Bij besluit van 1 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en is het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 58,80%.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres werkte als senior technician bij [B.V.] B.V. voor 21,61 uur per week. Op 13 maart 2015 heeft zij zich ziek gemeld wegens medische klachten. De re-integratie inspanningen van de werkgever werden als onvoldoende aangemerkt, waardoor de werkgever het loon – bij wijze van sanctie – een jaar heeft doorbetaald. Bij besluit van 13 maart 2018 is aan eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend per 10 maart 2018. Dit besluit is herroepen en vervangen door het primaire besluit. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard en bij bestreden besluit een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 58,80%.
2. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert aan dat verweerder de medische beperkingen van eiseres onvoldoende heeft onderkend en dat de geduide functies niet passend zijn gelet op die beperkingen. Concreet gaat het om het volgende. De huidige psychiater van eiseres, H. Lahade, heeft geconcludeerd dat eiseres aan een angststoornis lijdt. Verweerder dient nader te motiveren welke gevolgen deze stoornis heeft voor de belastbaarheid van eiseres. Het bij eiseres verrichte psychiatrisch onderzoek is verricht door Psyon in opdracht van verweerder. Ten onrechte heeft verweerder het door eiseres gedane verzoek om een onafhankelijk psychiatrisch onderzoek afgewezen. Bij eiseres is de ziekte van Lyme vastgesteld, zowel in chronische als acute vorm. Ten onrechte heeft verweerder de acute Lyme niet meegewogen in het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De verzekeringsarts heeft voorts onvoldoende rekening gehouden met de urenbeperking van eiseres, gelet op haar dagverhaal en de re-integratiegeschiedenis bij haar werkgever waaruit blijkt dat meer dan 18 uur per week niet haalbaar is. Ten aanzien van de door verweerder geduide functies stelt eiseres bovendien dat deze gezien haar beperkingen niet passend zijn.
3. Verweerder stelt dat de medische beperkingen minder ernstig zijn dan door eiseres beleefd wordt. De angststoornis wordt door verweerder onderkend, net als de chronische Lyme infectie. Voor een acute Lyme infectie is geen onderbouwing. Ten aanzien van de psychische problematiek stelt de verzekeringsarts b&b dat deze problematiek reëel is en niet wordt voorgewend door eiseres. De urenbeperking van 25 uur per week is daarbij niet zozeer gebaseerd op de ernst van de klachten van eiseres, maar op de ernst van de aandoeningen. De verzekeringsarts heeft in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) een beperking voor handelingstempo, veelvuldige deadlines en productiepieken aangenomen. Geen beperkingen zijn aangenomen voor vasthouden en verdelen van de aandacht en handelingstempo, omdat voor deze belastbaarheidsaspecten lage normaalwaarden worden gehanteerd. Ten aanzien van de geduide functies stelt de arbeidsdeskundige b&b dat de functies passend zijn, gelet op de beperkingen van eiseres.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5. In deze zaak draait het om de vraag of verweerder op basis van een zorgvuldig onderzoek een juiste beoordeling heeft gegeven van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres. De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
6. Ten aanzien van de medische beperkingen overweegt de rechtbank het volgende.
7. Eiseres stelt dat verweerder haar psychische problematiek onvoldoende heeft meegewogen bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. In dat verband is van belang dat eiseres, op verzoek van verweerder, gezien is op het spreekuur van 14 november 2017 door de psychiater J. Wilschut van Psyon. In het door Wilschut opgestelde onderzoeksverslag is informatie betrokken van de behandelend psychiater van eiseres, M.R.J. Kattemölle, en van Ergatis. Wilschut concludeerde dat een psychiatrische stoornis aannemelijk is te achten die wordt omschreven als een somatisch-symptoomstoornis (persisterend, matig). Daarnaast is een depressieve stemmingsstoornis vastgesteld (recidiverend, volledig in remissie). In termen van beperkingen concludeert Wilschut dat er sprake is van een energetische beperking, waarbij het aannemelijk is dat regelmatig rustpauzes genomen moeten worden en dat de concentratie afneemt bij – met name – computertaken. Een verminderde arbeidsduur acht Wilschut aangewezen, zonder dat deze door hem verder werd gespecificeerd. De verzekeringsarts b&b heeft – naar aanleiding van het door eiseres ingestelde bezwaar – in zijn medische rapportage van 28 december 2018 de conclusies van Wilschut betrokken, alsmede de informatie van psychiater Kattemölle en Ergatis. De verzekeringsarts b&b neemt de diagnose van Wilschut over, waardoor het bestaan van een somatisch-symptoomstoornis en een depressieve stoornis wordt onderkend. De verzekeringsarts b&b heeft geen aanleiding gezien om contact op te nemen met Wilschut ten aanzien van de urenbelastbaarheid van eiseres, onder meer omdat het door Wilschut opgestelde rapport al meer dan een jaar oud was. Het vaststellen van een urenbeperking is bovendien bij uitstek het domein van de verzekeringsarts, waarbij deze de beschikbare onderzoeksbevindingen betrekt. Gelet op het voorgaande is de rechtbank in het licht van hetgeen door eiseres is aangevoerd niet gebleken dat de verzekeringsarts b&b in – onder meer – de medische rapportage van 28 december 2018 in voornoemde zin onvoldoende aandacht heeft besteed aan de bevindingen van de psychiater Wilschut noch dat hij deze bevindingen onjuist heeft vertaald naar beperkingen. Eiseres betoogt voorts dat ten onrechte geen (specifieke) angststoornis is gediagnosticeerd en verwijst hierbij naar haar psychiatrische voorgeschiedenis. Uit die voorgeschiedenis blijkt dat zij in de periode 1999-2000 onder behandeling stond van een psychiater voor een geluidsfobie. Ook blijkt dat eiseres sinds 2013 onder behandeling staat van de psychiater Kattemölle voor – onder meer – een angststoornis. Bij brief van 23 augustus 2017 heeft hij geschreven dat eiseres lijdt aan een angststoornis niet anders omschreven. In beroep heeft de verzekeringsarts b&b op 9 mei 2019 een rapportage opgesteld over de medische beperkingen van eiseres. In deze rapportage staat vermeld dat de angstklachten niet ter discussie staan en worden erkend. Voor zover eiseres heeft betoogd dat haar psychische klachten – meer specifiek: haar angststoornis – niet zijn meegewogen in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling, faalt dit betoog derhalve.
8. Bij eiseres is de ziekte van Lyme vastgesteld, zoals door verweerder ook wordt erkend blijkens de rapportage van de verzekeringsarts b&b van 9 mei 2019. Eiseres betoogt dat verweerder ten onrechte geen acute Lyme-infectie bij eiseres heeft aangenomen. Uit de brief van 27 november 2018 van de behandelend internist-infectioloog blijkt dat er een verdenking van een Lyme-infectie is wegens een oude, niet-behandelde tekenbeet. Een behandeling werd niet opgestart. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat uit de diagnose van de internist-infectioloog niet volgt dat er bij eiseres sprake is van een acute Lyme-infectie, zodat verweerder daar bij het bepalen van de medische beperkingen van eiseres ook geen rekening mee diende te houden.
9. Het bovenstaande betekent dat de rechtbank geen reden ziet het bestreden besluit te vernietigen wegens gebreken of onvolkomenheden met betrekking tot het verzekeringsgeneeskundig onderzoek of ten aanzien van de conclusies op basis van dit onderzoek. De hierop betrekking hebbende beroepsgronden worden daarom verworpen. Dit betekent dat de rechtbank evenmin aanleiding ziet een onafhankelijke deskundige te benoemen, zoals door eiseres verzocht.
10. Ten aanzien van de geduide functies overweegt de rechtbank het volgende. Met betrekking tot de functie van medior soldering operator betoogt eiseres dat deze niet passend is vanwege – kort gezegd – de gestelde concentratie-eisen. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Uit het arbeidsdeskundig rapport van 29 mei 2019 blijkt dat de arbeidsdeskundige b&b overleg heeft gepleegd met de verzekeringsarts b&b. Zij concluderen dat de functie geschikt is, ook voor wat betreft de eisen die gesteld worden aan geconcentreerd werken. Omdat de functie afwisseling biedt tussen geconcentreerd werken en routinematige werkzaamheden komt de functie in voldoende mate tegemoet aan de beperkingen van eiseres. De rechtbank oordeelt dat de functie daarmee op een navolgbare, zorgvuldige en gemotiveerde wijze is geduid en aldus ten grondslag kon worden gelegd aan het bestreden besluit. Hetzelfde heeft te gelden voor de functie productiemedewerker metaalbewerking, voor zover eiseres daarbij heeft betoogd dat ook bij deze functie te veel van haar concentratie wordt gevraagd. Ook bij deze functie is sprake van routinematige werkzaamheden die worden afgewisseld met geconcentreerd werk. De arbeidsdeskundige b&b heeft ook ten aanzien van deze functie overleg gehad met de verzekeringsarts b&b en zij zijn tot de conclusie gekomen dat deze functie passend is. Het geluidsniveau in deze functie is niet van dien aard dat daarmee de functie niet passend zou zijn, gelet op de beperkingen van eiseres. Er is immers geen sprake van een lawaaiige omgeving, maar slechts van achtergrondgeluiden. Ook hier heeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid bij het selecteren van de functie noch aan de juistheid van deze selectie. Ten aanzien van de derde geduide functie van medewerker bloemzaadproductie heeft eiseres gewezen op de klimatologische omstandigheden waarin het werk moet worden verricht. De rechtbank stelt echter vast dat in de FML geen beperkingen zijn aangenomen met betrekking tot het werken in hitte. Daarom volgt de rechtbank eiseres niet in haar stelling dat deze functie om die reden niet passend is.
11. Uit het bovenstaande volgt dat de rechtbank op basis van de beroepsgronden geen reden ziet om te oordelen dat de door verweerder geduide functies op een onzorgvuldige of onjuiste wijze zijn geselecteerd. Dat betekent dat ook de arbeidskundige beroepsgronden worden verworpen.
12. Gelet op al het voorgaande is het beroep ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.C.J. Vriend, rechter, in aanwezigheid van drs. F.J.M. van den Berg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.