ECLI:NL:RBDHA:2019:9784

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2019
Publicatiedatum
17 september 2019
Zaaknummer
NL19.257
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardig asielrelaas en onvoldoende bewijs van ontvoering en detentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt de Congolese nationaliteit te hebben, heeft een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank heeft de aanvraag ongegrond verklaard, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn kinderen in 2015 zijn ontvoerd en dat hij zelf in Congo is gearresteerd. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser inconsistent zijn en dat er onvoldoende bewijs is voor zijn claims over ontvoering en detentie. Eiser heeft verklaard dat hij in 2015 is gearresteerd vanwege de kritiek van zijn halfbroer op [naam 2], maar de rechtbank vindt deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op basis van artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en bekendgemaakt, en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.257

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiser

(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: J. van Raak).

ProcesverloopBij besluit van 4 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.258, plaatsgevonden op 11 juli 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen E. Spruit. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Congolese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] . Op 26 juli 2017 heeft hij een asielaanvraag ingediend.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
 Identiteit, nationaliteit en herkomst;
 Discriminatie als gevolg van Tutsi afkomst;
 Banden met de familie [naam 2] tot 2012;
 Banden met de familie [naam 2] vanaf 2012.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw [1] . Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Dat eiser gediscrimineerd is vanwege zijn Tutsi afkomst wordt eveneens geloofwaardig geacht. Verweerder gelooft overigens niet eisers verklaring dat zijn vrouw is omgekomen als een gevolg van zijn etnische afkomst. Verder acht verweerder de verklaringen van eiser over zijn innige contacten met [naam 3] (hierna: [naam 2] ), en zijn familie geloofwaardig. De problemen die hij stelt te hebben ondervonden met deze familie sinds 2012 worden echter niet geloofwaardig geacht door verweerder. Verweerder gelooft niet dat eisers kinderen op last van [naam 3] in 2015 zijn ontvoerd. Evenmin gelooft verweerder dat eiser in 2015 op het vliegveld van Kinshasa is aangehouden vanwege het ongenoegen van [naam 3] over het gedrag van eisers broer in Frankrijk en om eiser op te dragen zijn broer hierop aan te spreken.
4. Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd uiteengezet dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn kinderen in 2015 zijn ontvoerd. De gestelde ontvoering was ogenschijnlijk doelloos; eiser is hier niet van op de hoogte gesteld, hij heeft nooit een ontvoerder gesproken en hij heeft nooit vernomen welke tegenprestatie van hem verwacht werd om zijn kinderen vrij te krijgen. Eiser stelt dat hij vermoedt dat men hoopte dat hij terug zou keren naar Congo om hem er toe te bewegen zijn halfbroer aan te spreken op zijn uitlatingen over [naam 2] . Hij wijst erop dat hij bij terugkeer in Congo in 2015 ook daadwerkelijk is gearresteerd. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank echter niet ten onrechte overwogen dat de ontvoering als direct drukmiddel had kunnen worden gebruikt en dat er geen logische reden is om te wachten tot eiser toevallig achter de ontvoering zou komen. Eiser heeft hier – ook desgevraagd ter zitting – geen verklaring voor kunnen geven. Zijn verklaring dat dergelijke politieke verdwijningen en bedreigingen in het algemeen voorkomen in Congo laat verweerders tegenwerpingen onverlet.
6. Verweerder heeft bovendien terecht geconstateerd dat eiser tegenstijdig heeft verklaard over hoe hij op de hoogte is geraakt van de gestelde ontvoering van zijn kinderen. Eiser heeft in het nader gehoor verklaard dat een leraar van de school van zijn kinderen hem heeft ingelicht, terwijl hij in zijn zienswijze stelt dat hij is ingelicht door de vader van klasgenoten van zijn kinderen. In zijn beroepschrift stelt eiser dat de leraar eveneens de vader van klasgenoten was. Ter zitting heeft eiser echter verklaard dat hij op de hoogte is gesteld van de ontvoering door iemand van de veiligheidsdienst. Dat het nog steeds zou gaan om dezelfde persoon heeft eiser niet onderbouwd. Evenmin valt in te zien waarom eiser deze concrete details niet al eerder heeft genoemd.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ook mogen tegenwerpen dat eiser inconsequente verklaringen heeft afgelegd over zijn arrestatie en detentie in Congo in 2015 en de gestelde aanleiding daarvoor. Eisers halfbroer zou zich al gedurende lange tijd bezighouden met het publiekelijk uiten van kritiek op [naam 2] . Eiser zou zijn opgepakt in Congo vanwege de kritiek van zijn halfbroer die al sinds 2011 een verblijfsstatus heeft in Frankrijk. Eiser heeft niet kunnen verklaren waarom hij pas vele jaren later vanwege de uitingen van zijn halfbroer in de negatieve aandacht van [naam 2] zou zijn komen te staan. Daarnaast heeft eiser gesteld dat [naam 2] zijn vertrek uit Congo mogelijk als hoogverraad heeft aangemerkt. Dit heeft verweerder niet hoeven volgen, aangezien eiser volgens eigen verklaringen in 2012 zonder problemen, legaal en met wetenschap van de entourage van [naam 3] , uit Congo is vertrokken om in Turkije te studeren. Verweerder heeft daarom terecht gesteld dat deze omstandigheden geen aannemelijke aanleiding konden vormen voor eisers gestelde arrestatie en detentie bij terugkeer in Congo in 2015. Gelet hierop heeft verweerder ook de detentie zelf niet geloofwaardig hoeven achten. Verweerder heeft er bovendien op kunnen wijzen dat eiser niet aannemelijk heeft verklaard over de voorwaarde voor zijn vrijlating, namelijk dat eiser zijn halfbroer ervan moest overtuigen geen slechte uitspraken meer te doen over [naam 2] en zijn familie. Verweerder stelt niet ten onrechte dat ook dit direct met de gestelde ontvoering afgedwongen had kunnen worden. Wat eiser hierover ter zitting heeft verklaard is een herhaling van wat hij eerder in de procedure heeft aangevoerd en biedt geen aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen.
8. Verweerder stelt zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich negatief over [naam 2] heeft uitgelaten. Eiser heeft verklaard dat zijn laptop bij zijn arrestatie in Congo in 2015 in beslag is genomen. Op die laptop zouden vervolgens twee artikelen zijn aangetroffen over misstanden in Congo die hij heeft geschreven in het kader van zijn studie. Eiser heeft echter ook verklaard dat deze artikelen (nog) niet waren gepubliceerd, zodat dit geen aannemelijke verklaring kan zijn voor de gestelde arrestatie en detentie. De door eiser in beroep overgelegde screenshots van zijn publicaties op Facebook zijn van zeer slechte kwaliteit, niet vertaald en niet te verifiëren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser zijn vrees op dit punt niet aannemelijk heeft gemaakt.
9. Eiser komt gelet op zijn ongeloofwaardige asielrelaas niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. De aanvraag is daarom terecht afgewezen als ongegrond.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier.
griffier rechter
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000