ECLI:NL:RBDHA:2019:9771

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2019
Publicatiedatum
17 september 2019
Zaaknummer
AWB 18 / 10032
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft eiser op 28 december 2018 beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 29 november 2018 was genomen. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep op 28 augustus 2019 gehouden, maar beide partijen zijn niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en zich vervolgens gebogen over de ontvankelijkheid van het beroep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift vier weken bedraagt, zoals bepaald in artikel 69 van de Vreemdelingenwet 2000. Aangezien het bestreden besluit op 29 november 2018 was genomen, eindigde de termijn voor het indienen van beroep op 27 december 2018. Eiser heeft zijn beroep echter pas op 28 december 2018 ingediend, wat betekent dat het beroep één dag te laat is ingediend.

Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheid dat eiser niet wist of hij in Nederland diende te blijven of dat hij naar België zou worden uitgezet, geen geldige reden vormt voor de termijnoverschrijding. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat zij toekwam aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager en is openbaar uitgesproken op 4 september 2019. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 18/10032
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 4 september 2019 in de zaak tussen

[naam] , eiser,

gemachtigde: mr. T.Y. Tsang,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
gemachtigde: mr. S. de Vita.

Procesverloop

Eiser heeft op 28 december 2018 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van
29 november 2018 (het bestreden besluit).
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2019. Beide partijen zijn met bericht van verhindering niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is vier weken. Dat blijkt uit artikel 69 van de Vreemdelingenwet 2000.
2. Het bestreden besluit is van 29 november 2018. De termijn voor het instellen van beroep eindigde daarom op 27 december 2018. Het beroep is ingesteld op 28 december 2018. Dat is dus één dag te laat. De rechtbank ziet zich dan ook ambtshalve voor de vraag gesteld of het beroep van eiser ontvankelijk is.
3. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Dat het voor eiser nog niet bekend was of hij in Nederland diende te blijven of dat hij uitgezet zal worden naar België is geen geldige reden om te laat beroep in te stellen.
4. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van eisers beroep.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M. van Andel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 september 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.