ECLI:NL:RBDHA:2019:9762

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
16 september 2019
Zaaknummer
09/857019-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroving in woning met mes en afpersing via pinautomaat

Op 12 september 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 13 januari 2019 samen met een medeverdachte een man heeft beroofd in zijn woning in Delfgauw. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van twee feiten: de beroving in de woning met een mes en de afpersing van de aangever via een pinautomaat. De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren op 13 mei en 29 augustus 2019. De officier van justitie, mr. B.A.C. Looijestijn, eiste een veroordeling van de verdachte, terwijl de raadsman, mr. A.R. Rens, de betrokkenheid van de verdachte betwistte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen de aangever heeft beroofd en gedwongen heeft om geld te pinnen. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, ondanks de ontkenning van de verdachte dat hij betrokken was bij de bedreiging met het mes. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 180 dagen, waarvan 135 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en meewerken aan behandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychologische achtergrond. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die een vordering had ingediend van € 1.200,- wegens materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/857019-19
Datum uitspraak: 12 september 2019
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft dit vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op de zittingen van 13 mei 2019 en 29 augustus 2019 met gesloten deuren behandeld.
De officier van justitie in deze zaak is mr. B.A.C. Looijestijn en de raadsman van de verdachte mr. A.R. Rens, advocaat te Den Haag.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt ervan verdacht dat hij samen met een ander of anderen een man heeft beroofd in zijn woning (feit 1) en heeft afgeperst en/of met geweld heeft beroofd (feit 2, eerste en tweede cumulatief/alternatief).
De feiten staan beschreven in bijlage I, die deel uitmaakt van dit vonnis.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte samen met anderen aangever in zijn woning heeft beroofd en daarna heeft afgeperst.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft –kort samengevat- het volgende bepleit, onder overlegging van een pleitnota.
Ten aanzien van feit 1:
De verdachte is op initiatief van de [medeverdachte] naar de woning van de aangever gegaan om de aangever te laten schrikken en ervoor te zorgen dat hij de verdachte niet meer zou lastigvallen.
Als de aangever in zijn woning met een mes is bedreigd en bij de keel is gepakt, is dat gebeurd zonder dat de verdachte daarbij aanwezig is geweest. Nu de verdachte ontkent daarbij betrokken te zijn geweest, kan hij ook niet als medepleger van die handelingen worden aangemerkt, aldus de raadsman. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 2:
De verdachte heeft bekend dat hij die dag met de aangever naar een pinautomaat is gelopen, dat hij, nadat aangever de pincode had ingetoetst, een geldbedrag heeft ingetoetst en zo geld heeft opgenomen van de rekening van aangever en dat hij op enig moment na het pinnen voor de aangever is gaan staan om te voorkomen dat deze zou weglopen, maar dat hij dit heeft gedaan onder druk van de [medeverdachte] .
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Aangifte
Op 13 januari 2019 heeft [slachtoffer] (verder: de aangever) aangifte gedaan van een overval in zijn woning en het afpakken van gepind geld bij een pinautomaat. Uit de aangifte komt onder meer het volgende naar voren.
De aangever had eerder die dag afgesproken met [verdachte] (naar de rechtbank begrijpt: de verdachte), die hij de zomer daarvoor had ontmoet. De verdachte was een week eerder ook bij hem thuis geweest.
Toen de verdachte op 13 januari 2019 in de flat van aangever was, merkte de aangever dat de verdachte onrustig was en dat hij veel aan het bellen was, waaronder in het toilet. De verdachte ging met de lift naar beneden om zijn sigaretten te zoeken. Toen de verdachte weer boven was en iets later naar de voordeur liep, kennelijk om zijn schoenen uit te doen, deed hij de voordeur open en kwamen de verdachte en twee andere jongens de woning binnen, van wie er een bij de deur bleef staan. De voorste jongen kwam op de aangever af en zei: ”Geef mij geld, ik weet dat je geld hebt!” De aangever zei dat hij niets had. De jongen pakte een mes met een donker handvat uit zijn broekzak en klapte dat open. Hij kwam op de aangever af en zei: “Ik weet dat je geld hebt want je hebt het de vorige keer ook aan [verdachte] gegeven.” Hij hield het mes dreigend in de richting van het hoofd van de aangever. De aangever wees aan waar zijn geld lag. De jongen met het mes pakte zijn geld.
De verdachte bleef bij de aangever en de jongen met het mes. De jongen met het mes vroeg of er meer geld was. De aangever zei van niet en de verdachte zei toen: “Jij hebt wel meer geld!”. De jongen met het mes keek in een kastje, waarin een bakje met etensgeld stond. Dat pakte hij. De jongen zei dat ze naar de bank zouden gaan om te pinnen. De aangever werkte mee en pakte zijn pinpas. De verdachte moest van de jongen met het mes de aangever in de gaten houden.
De aangever merkt op dat de jongens wisten waar een pinautomaat was. Naast de aangever liep de verdachte, en hij voelde dat achter hen de andere jongens liepen, die even later vertrokken. De aangever liep met de verdachte naar de pinautomaat. De aangever voerde zijn pas en pincode in. De verdachte wilde dat hij duizend euro pinde. De aangever zei dat dat niet op de rekening stond. Toen de verdachte zelf het bedrag intoetste, bleek dat duizend euro niet kon worden gepind. Daarna toetste de verdachte het bedrag 150 euro in en dat lukte wel. Daarna pinde de verdachte nog 50 euro. De aangever sloeg daarna via een medewerkster van een snackbar alarm bij de politie. [2]
De aangever heeft vervolgens een aanvullende verklaring afgelegd. Die verklaring luidt als volgt. De jongens riepen dat ze geld wilden zien. De jongen met het mes nam direct de leiding. De verdachte had de week ervoor gezien dat de aangever in zijn woning geld had. Het geld zat nu in een kastje. Er is ongeveer 300 euro aan briefgeld en ongeveer 200 euro aan muntgeld weggenomen. De verdachte opende in de woning een bureaukastje, waarin 8 enveloppen stonden met geld erin. De jongen met het mes pakte de enveloppen. Hij deed het geld in zijn zak. De verdachte deed toen niets in zijn zak. De verdachte was degene die zei dat ze naar de bank zouden gaan. Aangever heeft zijn pinpas in de automaat gestopt en de pincode ingetoetst. Daarna heeft de verdachte het van hem overgenomen. Hij heeft een bedrag ingetoetst. De verdachte heeft toen twee keer geld gepind. Hij deed na het pinnen de 200 euro die gepind waren, in zijn zak.
Toen hij alleen met de verdachte bij het pinapparaat was, wist hij niet waar de jongen met het mes was. Aangever was bang dat de jongens hem iets zouden aandoen als hij niet zou meewerken, met name met het mes. [3]
Verklaring van de [medeverdachte]De [medeverdachte] heeft verklaard dat hij samen met de verdachte naar de woning van aangever is gegaan. Hij heeft gepraat en tegen aangever geschreeuwd. Hij heeft gezegd dat als hij nog één keer kleine kinderen lastig zou vallen, dat hij een probleem zou hebben. De verdachte heeft ook geschreeuwd. [medeverdachte] heeft gezien dat aangever schrok. De verdachte zou hebben gezegd dat hij een schadevergoeding wilde van de aangever. De aangever heeft toen geld gegeven. De verdachte en hij hebben bankbiljetten en munten uit de woning van de aangever meegenomen. [medeverdachte] heeft zelf nog wat los geld gepakt uit een kluisje of kistje. Het geld is later verdeeld tussen onder meer de verdachte en [medeverdachte] . Hij begrijpt achteraf dat de aangever zich meer geïntimideerd voelde door hem dan door de verdachte. [4] Een van de jongens van de auto noemde hem [naam 1] . Dat is mijn tweede naam, aldus [medeverdachte] . [5]
Bevindingen van de politie
Door een politieagent is nog verklaard dat hij op zondag 13 januari 2019, omstreeks 20.45u bij snackbar Verhage in Delfgauw kwam, nadat er een melding was gedaan dat iemand was overvallen. Bij de snackbar sprak hij met de aangever. Hij zag dat deze knikkende knieën en trillende handen had, zijn armen wild heen en weer bewoog en met trillende stem sprak. Hij zag aan de aangever dat deze hevig was geschrokken. [6]
De politie heeft ook de beelden bekeken die door een camera bij de pinautomaat zijn gemaakt. Daarop is te zien dat de aangever wil weglopen van de pinautomaat maar dat hij daarbij wordt tegengehouden door de verdachte. [7]
Verklaringen [naam 2]
(hierna: [naam 2] ) heeft verklaard dat een jongen, die hij kende als “ [naam 3] ”, vroeg of hij mee wilde gaan om geld op te halen bij iemand. Als hij de verdachte en zijn vriend van Arnhem naar Delft zou rijden, zou hij daar 400 euro voor krijgen. [naam 2] is een foto getoond van de verdachte en [medeverdachte] . Hij heeft de verdachte herkend als “ [naam 3] ” en [medeverdachte] herkend als zijn vriend. [naam 2] had zijn vriend [naam 4] (hierna: [naam 4] ) gevraagd om mee te gaan en zou het geld met hem delen.
[naam 2] reed van Arnhem naar het centraal station in Delft, waar de verdachte uitstapte. [naam 2] reed verder met [naam 4] en [medeverdachte] naar de flat. Hij zag dat de verdachte de deur opendeed en op een kier liet staan. [medeverdachte] ging naar binnen. Na ongeveer 10 minuten kwam [medeverdachte] naar buiten met een berg muntgeld en enveloppen. Hij stapte in, maakte de enveloppen open en ging het geld tellen.
[medeverdachte] vertelde dat de verdachte met de man naar een geldautomaat zou gaan om te pinnen voor de verdachte en hem. [naam 2] zag de verdachte toen met een man weglopen. Na vijf minuten kwam de verdachte alleen terug. Hij stapte in de auto en toen reden ze terug. [8]
[naam 2] verklaarde later dat de jongens - die hij nu kent als de verdachte en [medeverdachte] (naar de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ) - niet zomaar een schuld gingen innen, maar van plan waren om een pedofiele man te overvallen. De verdachte en [medeverdachte] vertelden in de auto op de heenweg dat de verdachte in de woning zou gaan plassen en de deur open zou zetten. [medeverdachte] zou dan ook naar binnen gaan. Ze vertelden allebei dat ze samen hadden besproken hoe ze het zouden gaan doen en wat de rolverdeling zou zijn. Verder verklaarde [naam 2] dat [medeverdachte] , toen hij in de woning was geweest en weer instapte, zei dat de verdachte nog met de man naar een pinautomaat zou gaan om te pinnen. [medeverdachte] had geen telefoon bij zich en belde met de telefoon van [naam 4] naar de verdachte bij de pinautomaat. Hij hoorde dat [medeverdachte] tegen de verdachte zei dat hij op moest schieten. [medeverdachte] had meer de leiding. [naam 2] heeft uiteindelijk 130 euro van de verdachte en [medeverdachte] gekregen. [9] [naam 2] heeft ten slotte verklaard dat hij zijn telefoon aan de verdachte heeft meegegeven toen deze uitstapte op het station in Delft, omdat een 4G verbinding nodig was om de verdachte te volgen en de telefoon van de verdachte die niet had. [naam 2] belde daarna met de telefoon van [naam 4] naar de telefoon van de verdachte, toen die in de woning was, om de toegangscode van zijn telefoon door te geven en de verdachte in staat te stellen om de app op de telefoon van [naam 2] te openen. [10]
Verklaring van [naam 4]
heeft verklaard dat hij op verzoek van [naam 2] (naar de rechtbank begrijpt: [naam 2] ) mee reed. Zij haalden op station Arnhem twee jongens op en reden met hen naar station Delft. Deze jongens waren [verdachte] (naar de rechtbank begrijpt: de verdachte) en [naam 1] (naar de rechtbank, gelet op de hiervoor weergegeven verklaring van [medeverdachte] , begrijpt: [medeverdachte] ). [naam 1] had op de heenweg in de auto laten zien dat hij een mes bij zich had. Hij klapte dat mes uit met een zwaaibeweging. [naam 4] denkt dat het handvat donkerblauw was. Bij station Delft stapte de verdachte uit. Hij zou worden opgehaald door de man die later is overvallen. [naam 1] stapte in een zijstraatje uit en liep naar de woning. De verdachte en [naam 1] kwamen terug met enveloppen en allemaal kleingeld.
[naam 4] hoorde dat de verdachte zei dat ze het leuk vonden wat ze hadden gedaan. De verdachte en [naam 1] lachten samen achter in de auto.
Voorts heeft [naam 4] verklaard, dat ze bij het instappen hadden verteld dat ze van plan waren om iemand te gaan overvallen. [naam 2] had zijn telefoon meegegeven aan de verdachte zodat de verdachte zijn locatie kon versturen.
Ze zouden de man gaan overvallen omdat hij een pedo was.
De verdachte en [naam 1] wisten dat de man geld had. De verdachte zou in de woning naar het toilet gaan en dan de deur openzetten zodat [naam 1] naar binnen kon.
[naam 1] gebruikte zijn telefoon om de verdachte in de woning te bellen wanneer hij naar binnen kon. Later belde hij nog een keer toen de verdachte bij de pinautomaat stond. De telefoon stond toen op speakerstand en de verdachte zei dat hij maar 200 euro kon pinnen. [naam 1] zei toen tegen de verdachte dat de man meer moest pinnen.
had overduidelijk de leiding. Hij had ook het wapen. Hij vertelde dat hij tegen de man had gezegd dat hij mee moest werken en dat de man heel erg bang was.
De verdachte en [naam 1] vertelden op de terugweg dat ze allebei in de woning geld hadden gepakt. De verdachte had op de heenweg al verteld dat hij vaker bij de man was geweest en dat er geld in de woning was. De verdachte had 200 euro van het pinnen en [naam 1] had ongeveer 250/300 euro en daarnaast nog kleingeld. [naam 1] heeft hem 50 euro gegeven. [11]
De rechtbank overweegt dat de aangifte en de verklaringen van [naam 2] en [naam 4] op essentiële punten met elkaar overeenkomen en dat daaruit volgt dat de verdachte en de [medeverdachte] al toen zij op weg naar de aangever waren, van plan waren hem te overvallen en in de auto hebben besproken op welke manier dit zou gaan gebeuren. Uit de aangifte en de aanvullende verklaring van de aangever volgt, dat zij vervolgens hun plan ook daadwerkelijk zo hebben uitgevoerd. Dat de verdachte de aangever alleen maar wilde laten schrikken, gelooft de rechtbank dan ook niet. De rechtbank is voorts van oordeel dat uit de aangifte en de verklaring van [naam 4] volgt dat de aangever inderdaad met een mes is bedreigd en dat uit deze verklaringen en die van [naam 2] volgt dat de verdachte daarbij aanwezig is geweest. Gelet op de nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ook voor het tonen van/bedreigen met het mes als mededader aansprakelijk is. Dat de verdachte dusdanig onder druk gezet zou zijn door de [medeverdachte] dat hij om die reden met de aangever is gaan pinnen, gelooft de rechtbank evenmin. Uit de verklaringen volgt dat de verdachte en zijn medeverdachte vonden dat zij nog niet genoeg geld van de aangever afhandig hadden gemaakt en om die reden hem zoveel mogelijk geld wilden laten pinnen. Dat de rol van de medeverdachte leidend zou zijn geweest, maakt dit niet anders.
Omdat de aangever niet duidelijk heeft verklaard of hij bij zijn keel is vastgepakt, zal de rechtbank de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Voor wat betreft de vraag of de verdachte en zijn mededader zich schuldig hebben gemaakt aan de afpersing dan wel de diefstal van het geld, zoals onder 2 cumulatief alternatief ten laste is gelegd, overweegt de rechtbank als volgt. Uit de verklaring van aangever (p. 125 dossier) volgt, dat hij de pinpas in de automaat heeft gedaan en de pincode heeft ingetoetst. Vervolgens heeft [verdachte] het van hem overgenomen en twee keer geld gepind. Uit de waarneming van de verbalisant na het bekijken van de camerabeelden volgt, dat aangever handelingen heeft verricht bij de pinautomaat en dat [verdachte] het vervolgens overneemt van aangever. Wie vervolgens daadwerkelijk het geld uit de geldsleuf van de pinautomaat heeft gepakt, wordt niet waargenomen door verbalisant. Uit de verklaring van [verdachte] kan dit onvoldoende worden opgemaakt. Gelet op het voorgaande houdt de rechtbank het ervoor dat het [verdachte] is geweest die uiteindelijk het geld uit de geldsleuf van de pinautomaat heeft genomen, hetgeen in lijn lijkt te zijn de hiervoor aangehaalde verklaring van aangever dat [verdachte] het van hem zou hebben overgenomen en twee keer geld heeft gepind. De rechtbank kwalificeert deze handelwijze als een diefstal zoals onder 2 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegd. De verdachte zal dan ook van het onder 2 eerste cumulatief/alternatief worden vrijgesproken.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met een ander de aangever in zijn woning heeft beroofd onder bedreiging met geweld, waaronder het dreigen met een mes, en dat zij de aangever daarna door bedreiging hebben gedwongen samen met hem te pinnen, en zo geld van zijn bankrekening hebben gehaald. Deze handelingen zijn tenlastegelegd als feit 1 en als feit 2, tweede cumulatief/alternatief. Deze feiten acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De bewezenverklaring staat vermeld in bijlage II, die deel uitmaakt van dit vonnis.

4.De strafbaarheid van de feiten en van de verdachte

De feiten zijn strafbaar en de verdachte is strafbaar.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het psychologisch onderzoek, uitgevoerd door [naam 5] , GZ-psycholoog, van 17 juli 2019 (hierna: het psychologisch onderzoek). Uit het psychologisch onderzoek volgt, dat de psycholoog adviseert om eventueel bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De verdachte was weliswaar in staat om het strafrechtelijk ontoelaatbare van zijn handelswijze in te zien, maar op grond van zijn gebrekkige ontwikkeling onvoldoende in staat was zijn wil conform dat besef te bepalen. De rechtbank zal dit advies overnemen.

5.De strafoplegging

5.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 135 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met de geadviseerde bijzondere voorwaarden meldplicht en meewerken aan behandeling.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit een deels voorwaardelijke straf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest en met aan het voorwaardelijk deel de voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd, te bepalen.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Om te bepalen welke straf en/of maatregel passend is, kijkt de rechtbank naar de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder ze zijn begaan en ook naar de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een uiterst laffe beroving, waarbij een mes is gebruikt, in de woning van het slachtoffer, dat daarna ook nog is gedwongen om geld van zijn bankrekening te pinnen. De verdachte wist uit eerder contact dat bij het slachtoffer geld te halen viel en hij heeft dit aan de medeverdachte verteld. Hij had zich eerder voorgedaan als gewillig in het persoonlijk contact, heeft cadeaus aangenomen en heeft ten slotte de gastvrijheid van het slachtoffer op grove wijze misbruikt. De verdachte heeft met zijn handelen het slachtoffer niet alleen geld afhandig gemaakt, maar hem ook grote angst aangejaagd. Dit alles heeft bovendien plaatsgevonden in zijn eigen woning, een plek waar hij zich veilig zou moeten kunnen voelen. Deze handelingen neemt de rechtbank de verdachte zeer kwalijk. Het is aannemelijk dat het slachtoffer nog lang nadelige psychische gevolgen van de feiten zal ondervinden. Dat blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring die op de zitting is voorgehouden.
Uit een uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft naast het psychologisch onderzoek zoals voornoemd, het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) van 23 augustus 2019 gelezen. De rechtbank heeft voorts de namens de Raad en Jeugdbescherming Gelderland verschenen deskundigen ter terechtzitting gehoord.
Uit het psychologisch onderzoek volgt, dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een verstoorde persoonlijkheids-ontwikkeling met borderline trekken en seksueel (misbruik) trauma in combinatie met een zeer onrustige thuissituatie. Dit was ook zo tijdens de ten laste gelegde feiten. De verdachte is van zijn achtste tot zijn dertiende jaar ernstig misbruikt door een persoon die bij hem op school zat, die in het gezin oppaste, en die zijn trainer was. Ook zijn broertjes waren slachtoffer van deze jongen. Bovendien is sprake geweest van een vechtscheiding die loyaliteitsproblemen bij de verdachte heeft veroorzaakt. Bij deze verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling past de neiging tot opportunisme en een beperkte gewetensontwikkeling.
Zoals hiervoor weergegeven is geadviseerd om de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen, welk advies de rechtbank heeft overgenomen.
De kans op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. De verdachte scoort hoog op het ervaren van stress en op geringe coping vaardigheden. Om recidive te voorkomen is het belangrijk dat hij accepteert dat hij ondersteuning en begeleiding nodig heeft. Rapporteur acht ambulante behandeling bij een forensische GGZ-instelling geïndiceerd, zoals FJP4 van Accare te Deventer. Deze behandeling is gericht op het seksueel misbruik en de daarmee gepaard gaande woede en op de emotieregulatie en identiteitsontwikkeling waardoor de verdachte op een meer adequate manier controle zou kunnen krijgen over zijn gedrag en zijn persoonlijkheid zich meer adequaat kan ontwikkelen. Ook wordt een delictbespreking noodzakelijk geacht. Om de behandeling te laten slagen is het belangrijk dat eerst een vertrouwensrelatie met de verdachte wordt opgebouwd, die een basaal wantrouwen heeft, de neiging om te vluchten in oppervlakkigheden en weg te lopen van zijn problemen.
Gelet op het voorgaande luidt het advies van rapporteur dan ook een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering en het meewerken aan ambulante behandeling bij een forensische GGZ-instelling.
Uit het rapport van de Raad volgt, dat zij het advies van de psycholoog ondersteunt. Namens de Jeugdreclassering is ter zitting opgemerkt dat de verdachte sterk gemotiveerd is om de beoogde behandeling te laten slagen en dat er aandacht is voor ontwikkeling van een vertrouwensband tussen de jeugdreclasseringswerker en de verdachte.
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij gemotiveerd is voor de geadviseerde behandeling.
De rechtbank zal de hiervoor weergegeven adviezen volgen in die zin dat zij, uitgaande van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, een deels voorwaardelijke jeugddetentie zal opleggen met aan het voorwaardelijk deel gekoppeld de geadviseerde voorwaarden. Deze straf vindt de rechtbank passend en geboden.

6.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] heeft een vordering ingediend van € 700,- wegens geleden materiële schade en
€ 1.000,- wegens geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de vordering hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering af te wijzen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat deze vordering het strafproces onredelijk belast omdat de rol van [medeverdachte] groter is geweest dan die van de verdachte, er geen direct verband is tussen de gestelde immateriële schade en het handelen van de verdachte en het niet goed mogelijk is om in het kader van deze strafzaak uit te zoeken voor welk deel de vordering eventueel ten laste van zijn cliënt zou moeten worden toegewezen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachte verantwoordelijk zijn voor de schade die zij bij de benadeelde partij hebben veroorzaakt en acht de gevorderde materiële schade van € 700,- , gezien de bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek aannemelijk. Deze schade zal de rechtbank dan ook toewijzen. De rechtbank acht daarnaast een bedrag van € 500,- wegens geleden immateriële schade door toedoen van de verdachte en zijn mededader billijk. Dit bedrag acht de rechtbank een redelijke tegemoetkoming voor de ingrijpende gevolgen die de handelingen van de verdachte en zijn mededader hebben gehad voor de benadeelde partij. De vordering van de benadeelde partij zal voor het overige deel niet ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal aldus bepalen dat de verdachte een bedrag va € 1.200,- aan de benadeelde partij moet betalen, hoofdelijk met zijn mededader. De rechtbank ziet in het aandeel van de verdachte aan de feiten geen reden om een kleiner deel ten laste van de verdachte dan van zijn [medeverdachte] te laten komen. Tevens acht de rechtbank de gevorderde wettelijke rente, gerekend vanaf de dag dat de feiten werden gepleegd (13 januari 2019), toewijsbaar.
Dit brengt mee dat de verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, die de rechtbank tot vandaag begroot op € 0,00.
De rechtbank zal aan de verdachte ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen, zodat hij het bedrag, hoofdelijk met de mededader, aan de Staat moet betalen en de Staat ervoor zorgt dat het geld bij de benadeelde partij terechtkomt.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals ze golden op het moment dat de feiten gepleegd werden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 2, eerste cumulatief/alternatief, en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 en feit 2, tweede cumulatief/alternatief, te weten:
feit 1 en 2:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
verklaart deze feiten en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 180 dagen;
bepaalt dat de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht hier van afgetrokken moet worden, tenzij dat al bij een andere straf is gedaan;
bepaalt dat
135 dagenvan deze jeugddetentie niet ten uitvoer zullen worden gelegd als de veroordeelde zich tot het einde van de proeftijd, die
2 jarenis, houdt aan de volgende voorwaarden:
1. dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. dat hij zich zal melden bij de jeugdreclassering, Jeugdbescherming Gelderland, op momenten waarop de jeugdreclassering dat wil en zolang deze dat wil;
3. dat hij zal meewerken aan ambulante behandeling hij een forensische GGZ-instelling, zoals FJP4 van Accare te Deventer of een andere vergelijkbare instelling, zolang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
geeft aan Jeugdbescherming Gelderland, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de veroordeelde op de overigens geldende voorwaarden dat hij gedurende de proeftijd:
4. voor het vaststellen van zijn identiteit zal meewerken aan het nemen van
vingerafdrukken of een identiteitsbewijs (artikel 1 Wet op de identificatieplicht) zal laten
inzien;
5. zal meewerken aan het toezicht door de jeugdreclassering en aan huisbezoeken;
wijst de vordering van [slachtoffer] hoofdelijk toe tot € 1.200,-, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 13 januari 2019 tot de dag waarop de vordering is betaald en
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat [slachtoffer] voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering en bepaalt dat deze dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat een bedrag te betalen van € 1.200,-, hoofdelijk, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente;
bepaalt dat door betaling aan de Staat, de verplichting om aan [slachtoffer] te betalen vervalt en omgekeerd.
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan [slachtoffer] of aan de Staat zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M.J. Smid-Verhage, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.C. Bruining, kinderrechter,
en mr. J.A.H.M. Janssen, kinderrechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 september 2019.
Mr. Janssen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlagen:
1) de tenlastelegging
2) de bewezenverklaring
Bijlage 1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 januari 2019 te Delfgauw, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een
woning, gelegen op of aan [adres 2] met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- doen ontstaan van een dreigende situatie voor die [slachtoffer] door
* onverhoeds de woning van die [slachtoffer] te betreden en/of
* hun overwicht in aantal en/of
* op luide/boze toon tegen die [slachtoffer] te spreken en/of
* kenbaar maken van een boze en/of opgewonden en/of licht ontvlambare
gemoedstoestand en/of
- op dreigende/dwingende toon tegen die [slachtoffer] te zeggen "Geef mij geld, ik
weet dat je geld hebt" en/of "Jij hebt wel meer geld", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking en/of
- tonen van een mes aan die [slachtoffer] en/of
- het bij de keel vastpakken van die [slachtoffer] ;
2.
hij op of omstreeks 13 januari 2019 te Delfgauw, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte
van een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld bestond(en) uit het
- doen ontstaan van een dreigende situatie voor die [slachtoffer] door
* onverhoeds de woning van die [slachtoffer] te betreden en/of
* hun overwicht in aantal en/of
* op luide/boze toon tegen die [slachtoffer] te spreken en/of
* kenbaar maken van een boze en/of opgewonden en/of licht ontvlambare
gemoedstoestand en/of
- op dreigende/dwingende toon tegen die [slachtoffer] te zeggen "Geef mij geld, ik
weet dat je geld hebt" en/of "Jij hebt wel meer geld" en/of "We gaan naar de
bank om te pinnen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tonen van een mes aan die [slachtoffer] en/of
- bij de keel vastpakken van die [slachtoffer] en/of
- achterna lopen van die naar een pinautomaat lopende [slachtoffer] en/of
- op een pinautomaat een of meerdere geldbedrag(en) op te vragen en/of
- die [slachtoffer] tegen te houden op het moment dat hij aanstalten maakt om weg
te lopen;
en/of
hij op of omstreeks 13 januari 2019 te Delfgauw, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer
geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- doen ontstaan van een dreigende situatie voor die [slachtoffer] door
* onverhoeds de woning van die [slachtoffer] te betreden en/of
* hun overwicht in aantal en/of
* op luide/boze toon tegen die [slachtoffer] te spreken en/of
* het kenbaar maken van een boze en/of opgewonden en/of licht ontvlambare
gemoedstoestand en/of
- op dreigende/dwingende toon tegen die [slachtoffer] te zeggen "Geef mij geld, ik
weet dat je geld hebt" en/of "Jij hebt wel meer geld" en/of "We gaan naar de
bank om te pinnen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tonen van een mes aan die [slachtoffer] en/of
- bij de keel vastpakken van die [slachtoffer] en/of
- achterna lopen van die naar een pinautomaat lopende [slachtoffer] en/of
- op een pinautomaat een of meerdere geldbedrag(en) op te vragen en/of
- die [slachtoffer] tegen te houden op het moment dat hij aanstalten maakt om weg
te lopen.
Bijlage 2. De bewezenverklaring
Ten aanzien van de verdachte is bewezenverklaard dat:
1.
hij op 13 januari 2019 te Delfgauw, gemeente Pijnacker-Nootdorp, tezamen en in vereniging met een ander, in een woning, gelegen op of aan [adres 2] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geldbedragen, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld bestond uit het
- doen ontstaan van een dreigende situatie voor die [slachtoffer] door
* onverhoeds de woning van die [slachtoffer] te betreden en
* hun overwicht in aantal en
* op luide/boze toon tegen die [slachtoffer] te spreken en
* kenbaar maken van een boze en/of opgewonden en/of licht ontvlambare
gemoedstoestand en
- op dreigende/dwingende toon tegen die [slachtoffer] te zeggen "Geef mij geld, ik weet dat je geld hebt" en "Jij hebt wel meer geld" en
- tonen van een mes aan die [slachtoffer] ;
2. tweede cumulatief/alternatief
hij op 13 januari 2019 te Delfgauw, gemeente Pijnacker-Nootdorp, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geldbedragen, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld bestond uit het
- doen ontstaan van een dreigende situatie voor die [slachtoffer] door
* onverhoeds de woning van die [slachtoffer] te betreden en
* hun overwicht in aantal en
* op luide/boze toon tegen die [slachtoffer] te spreken en
* het kenbaar maken van een boze en/of opgewonden en/of licht ontvlambare
gemoedstoestand en
- op dreigende/dwingende toon tegen die [slachtoffer] te zeggen "Geef mij geld, ik weet dat je geld hebt" en "Jij hebt wel meer geld" en "We gaan naar de bank om te pinnen", en
- tonen van een mes aan die [slachtoffer] en
- achterna lopen van die naar een pinautomaat lopende [slachtoffer] en
- op een pinautomaat meerdere geldbedragen op te vragen en
- die [slachtoffer] tegen te houden op het moment dat hij aanstalten maakt om weg te lopen.

Voetnoten

1.De hierna genoemde pagina’s zijn terug te vinden in het dossier van politie Eenheid Den Haag met nummer PL1500-2019012046, p. 1 tot en met 336.
2.Pag. 97 t/m 100, aangifte door [slachtoffer] .
3.Pag. 122 t/m 125, aanvullend verhoor van aangever [slachtoffer] .
4.Pag. 88 t/m 92, verklaring [medeverdachte] .
5.Pag. 291 t/m 294, verklaring [medeverdachte] .
6.Pag. 128, proces verbaal van bevindingen.
7.Pag. 165 t/m 168, proces verbaal van bevindingen.
8.Pag. 194, verklaring van [naam 2] en bijlage p. 197.
9.Pag. 209, 210, verklaring van [naam 2] .
10.Pag. 213, verklaring van [naam 2] .
11.Pag. 242 t/m 244, verklaring van [naam 4] .