3.3De beoordeling van de tenlastelegging
Aangifte
Op 13 januari 2019 heeft [slachtoffer] (verder: de aangever) aangifte gedaan van een overval in zijn woning en het afpakken van gepind geld bij een pinautomaat. Uit de aangifte komt onder meer het volgende naar voren.
De aangever had eerder die dag afgesproken met [verdachte] (naar de rechtbank begrijpt: de verdachte), die hij de zomer daarvoor had ontmoet. De verdachte was een week eerder ook bij hem thuis geweest.
Toen de verdachte op 13 januari 2019 in de flat van aangever was, merkte de aangever dat de verdachte onrustig was en dat hij veel aan het bellen was, waaronder in het toilet. De verdachte ging met de lift naar beneden om zijn sigaretten te zoeken. Toen de verdachte weer boven was en iets later naar de voordeur liep, kennelijk om zijn schoenen uit te doen, deed hij de voordeur open en kwamen de verdachte en twee andere jongens de woning binnen, van wie er een bij de deur bleef staan. De voorste jongen kwam op de aangever af en zei: ”Geef mij geld, ik weet dat je geld hebt!” De aangever zei dat hij niets had. De jongen pakte een mes met een donker handvat uit zijn broekzak en klapte dat open. Hij kwam op de aangever af en zei: “Ik weet dat je geld hebt want je hebt het de vorige keer ook aan [verdachte] gegeven.” Hij hield het mes dreigend in de richting van het hoofd van de aangever. De aangever wees aan waar zijn geld lag. De jongen met het mes pakte zijn geld.
De verdachte bleef bij de aangever en de jongen met het mes. De jongen met het mes vroeg of er meer geld was. De aangever zei van niet en de verdachte zei toen: “Jij hebt wel meer geld!”. De jongen met het mes keek in een kastje, waarin een bakje met etensgeld stond. Dat pakte hij. De jongen zei dat ze naar de bank zouden gaan om te pinnen. De aangever werkte mee en pakte zijn pinpas. De verdachte moest van de jongen met het mes de aangever in de gaten houden.
De aangever merkt op dat de jongens wisten waar een pinautomaat was. Naast de aangever liep de verdachte, en hij voelde dat achter hen de andere jongens liepen, die even later vertrokken. De aangever liep met de verdachte naar de pinautomaat. De aangever voerde zijn pas en pincode in. De verdachte wilde dat hij duizend euro pinde. De aangever zei dat dat niet op de rekening stond. Toen de verdachte zelf het bedrag intoetste, bleek dat duizend euro niet kon worden gepind. Daarna toetste de verdachte het bedrag 150 euro in en dat lukte wel. Daarna pinde de verdachte nog 50 euro. De aangever sloeg daarna via een medewerkster van een snackbar alarm bij de politie.
De aangever heeft vervolgens een aanvullende verklaring afgelegd. Die verklaring luidt als volgt. De jongens riepen dat ze geld wilden zien. De jongen met het mes nam direct de leiding. De verdachte had de week ervoor gezien dat de aangever in zijn woning geld had. Het geld zat nu in een kastje. Er is ongeveer 300 euro aan briefgeld en ongeveer 200 euro aan muntgeld weggenomen. De verdachte opende in de woning een bureaukastje, waarin 8 enveloppen stonden met geld erin. De jongen met het mes pakte de enveloppen. Hij deed het geld in zijn zak. De verdachte deed toen niets in zijn zak. De verdachte was degene die zei dat ze naar de bank zouden gaan. Aangever heeft zijn pinpas in de automaat gestopt en de pincode ingetoetst. Daarna heeft de verdachte het van hem overgenomen. Hij heeft een bedrag ingetoetst. De verdachte heeft toen twee keer geld gepind. Hij deed na het pinnen de 200 euro die gepind waren, in zijn zak.
Toen hij alleen met de verdachte bij het pinapparaat was, wist hij niet waar de jongen met het mes was. Aangever was bang dat de jongens hem iets zouden aandoen als hij niet zou meewerken, met name met het mes.
Verklaring van de [medeverdachte]De [medeverdachte] heeft verklaard dat hij samen met de verdachte naar de woning van aangever is gegaan. Hij heeft gepraat en tegen aangever geschreeuwd. Hij heeft gezegd dat als hij nog één keer kleine kinderen lastig zou vallen, dat hij een probleem zou hebben. De verdachte heeft ook geschreeuwd. [medeverdachte] heeft gezien dat aangever schrok. De verdachte zou hebben gezegd dat hij een schadevergoeding wilde van de aangever. De aangever heeft toen geld gegeven. De verdachte en hij hebben bankbiljetten en munten uit de woning van de aangever meegenomen. [medeverdachte] heeft zelf nog wat los geld gepakt uit een kluisje of kistje. Het geld is later verdeeld tussen onder meer de verdachte en [medeverdachte] . Hij begrijpt achteraf dat de aangever zich meer geïntimideerd voelde door hem dan door de verdachte.Een van de jongens van de auto noemde hem [naam 1] . Dat is mijn tweede naam, aldus [medeverdachte] .
Bevindingen van de politie
Door een politieagent is nog verklaard dat hij op zondag 13 januari 2019, omstreeks 20.45u bij snackbar Verhage in Delfgauw kwam, nadat er een melding was gedaan dat iemand was overvallen. Bij de snackbar sprak hij met de aangever. Hij zag dat deze knikkende knieën en trillende handen had, zijn armen wild heen en weer bewoog en met trillende stem sprak. Hij zag aan de aangever dat deze hevig was geschrokken.
De politie heeft ook de beelden bekeken die door een camera bij de pinautomaat zijn gemaakt. Daarop is te zien dat de aangever wil weglopen van de pinautomaat maar dat hij daarbij wordt tegengehouden door de verdachte.
Verklaringen [naam 2]
(hierna: [naam 2] ) heeft verklaard dat een jongen, die hij kende als “ [naam 3] ”, vroeg of hij mee wilde gaan om geld op te halen bij iemand. Als hij de verdachte en zijn vriend van Arnhem naar Delft zou rijden, zou hij daar 400 euro voor krijgen. [naam 2] is een foto getoond van de verdachte en [medeverdachte] . Hij heeft de verdachte herkend als “ [naam 3] ” en [medeverdachte] herkend als zijn vriend. [naam 2] had zijn vriend [naam 4] (hierna: [naam 4] ) gevraagd om mee te gaan en zou het geld met hem delen.
[naam 2] reed van Arnhem naar het centraal station in Delft, waar de verdachte uitstapte. [naam 2] reed verder met [naam 4] en [medeverdachte] naar de flat. Hij zag dat de verdachte de deur opendeed en op een kier liet staan. [medeverdachte] ging naar binnen. Na ongeveer 10 minuten kwam [medeverdachte] naar buiten met een berg muntgeld en enveloppen. Hij stapte in, maakte de enveloppen open en ging het geld tellen.
[medeverdachte] vertelde dat de verdachte met de man naar een geldautomaat zou gaan om te pinnen voor de verdachte en hem. [naam 2] zag de verdachte toen met een man weglopen. Na vijf minuten kwam de verdachte alleen terug. Hij stapte in de auto en toen reden ze terug.
[naam 2] verklaarde later dat de jongens - die hij nu kent als de verdachte en [medeverdachte] (naar de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ) - niet zomaar een schuld gingen innen, maar van plan waren om een pedofiele man te overvallen. De verdachte en [medeverdachte] vertelden in de auto op de heenweg dat de verdachte in de woning zou gaan plassen en de deur open zou zetten. [medeverdachte] zou dan ook naar binnen gaan. Ze vertelden allebei dat ze samen hadden besproken hoe ze het zouden gaan doen en wat de rolverdeling zou zijn. Verder verklaarde [naam 2] dat [medeverdachte] , toen hij in de woning was geweest en weer instapte, zei dat de verdachte nog met de man naar een pinautomaat zou gaan om te pinnen. [medeverdachte] had geen telefoon bij zich en belde met de telefoon van [naam 4] naar de verdachte bij de pinautomaat. Hij hoorde dat [medeverdachte] tegen de verdachte zei dat hij op moest schieten. [medeverdachte] had meer de leiding. [naam 2] heeft uiteindelijk 130 euro van de verdachte en [medeverdachte] gekregen.[naam 2] heeft ten slotte verklaard dat hij zijn telefoon aan de verdachte heeft meegegeven toen deze uitstapte op het station in Delft, omdat een 4G verbinding nodig was om de verdachte te volgen en de telefoon van de verdachte die niet had. [naam 2] belde daarna met de telefoon van [naam 4] naar de telefoon van de verdachte, toen die in de woning was, om de toegangscode van zijn telefoon door te geven en de verdachte in staat te stellen om de app op de telefoon van [naam 2] te openen.
Verklaring van [naam 4]
heeft verklaard dat hij op verzoek van [naam 2] (naar de rechtbank begrijpt: [naam 2] ) mee reed. Zij haalden op station Arnhem twee jongens op en reden met hen naar station Delft. Deze jongens waren [verdachte] (naar de rechtbank begrijpt: de verdachte) en [naam 1] (naar de rechtbank, gelet op de hiervoor weergegeven verklaring van [medeverdachte] , begrijpt: [medeverdachte] ). [naam 1] had op de heenweg in de auto laten zien dat hij een mes bij zich had. Hij klapte dat mes uit met een zwaaibeweging. [naam 4] denkt dat het handvat donkerblauw was. Bij station Delft stapte de verdachte uit. Hij zou worden opgehaald door de man die later is overvallen. [naam 1] stapte in een zijstraatje uit en liep naar de woning. De verdachte en [naam 1] kwamen terug met enveloppen en allemaal kleingeld.
[naam 4] hoorde dat de verdachte zei dat ze het leuk vonden wat ze hadden gedaan. De verdachte en [naam 1] lachten samen achter in de auto.
Voorts heeft [naam 4] verklaard, dat ze bij het instappen hadden verteld dat ze van plan waren om iemand te gaan overvallen. [naam 2] had zijn telefoon meegegeven aan de verdachte zodat de verdachte zijn locatie kon versturen.
Ze zouden de man gaan overvallen omdat hij een pedo was.
De verdachte en [naam 1] wisten dat de man geld had. De verdachte zou in de woning naar het toilet gaan en dan de deur openzetten zodat [naam 1] naar binnen kon.
[naam 1] gebruikte zijn telefoon om de verdachte in de woning te bellen wanneer hij naar binnen kon. Later belde hij nog een keer toen de verdachte bij de pinautomaat stond. De telefoon stond toen op speakerstand en de verdachte zei dat hij maar 200 euro kon pinnen. [naam 1] zei toen tegen de verdachte dat de man meer moest pinnen.
had overduidelijk de leiding. Hij had ook het wapen. Hij vertelde dat hij tegen de man had gezegd dat hij mee moest werken en dat de man heel erg bang was.
De verdachte en [naam 1] vertelden op de terugweg dat ze allebei in de woning geld hadden gepakt. De verdachte had op de heenweg al verteld dat hij vaker bij de man was geweest en dat er geld in de woning was. De verdachte had 200 euro van het pinnen en [naam 1] had ongeveer 250/300 euro en daarnaast nog kleingeld. [naam 1] heeft hem 50 euro gegeven.
De rechtbank overweegt dat de aangifte en de verklaringen van [naam 2] en [naam 4] op essentiële punten met elkaar overeenkomen en dat daaruit volgt dat de verdachte en de [medeverdachte] al toen zij op weg naar de aangever waren, van plan waren hem te overvallen en in de auto hebben besproken op welke manier dit zou gaan gebeuren. Uit de aangifte en de aanvullende verklaring van de aangever volgt, dat zij vervolgens hun plan ook daadwerkelijk zo hebben uitgevoerd. Dat de verdachte de aangever alleen maar wilde laten schrikken, gelooft de rechtbank dan ook niet. De rechtbank is voorts van oordeel dat uit de aangifte en de verklaring van [naam 4] volgt dat de aangever inderdaad met een mes is bedreigd en dat uit deze verklaringen en die van [naam 2] volgt dat de verdachte daarbij aanwezig is geweest. Gelet op de nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ook voor het tonen van/bedreigen met het mes als mededader aansprakelijk is. Dat de verdachte dusdanig onder druk gezet zou zijn door de [medeverdachte] dat hij om die reden met de aangever is gaan pinnen, gelooft de rechtbank evenmin. Uit de verklaringen volgt dat de verdachte en zijn medeverdachte vonden dat zij nog niet genoeg geld van de aangever afhandig hadden gemaakt en om die reden hem zoveel mogelijk geld wilden laten pinnen. Dat de rol van de medeverdachte leidend zou zijn geweest, maakt dit niet anders.
Omdat de aangever niet duidelijk heeft verklaard of hij bij zijn keel is vastgepakt, zal de rechtbank de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Voor wat betreft de vraag of de verdachte en zijn mededader zich schuldig hebben gemaakt aan de afpersing dan wel de diefstal van het geld, zoals onder 2 cumulatief alternatief ten laste is gelegd, overweegt de rechtbank als volgt. Uit de verklaring van aangever (p. 125 dossier) volgt, dat hij de pinpas in de automaat heeft gedaan en de pincode heeft ingetoetst. Vervolgens heeft [verdachte] het van hem overgenomen en twee keer geld gepind. Uit de waarneming van de verbalisant na het bekijken van de camerabeelden volgt, dat aangever handelingen heeft verricht bij de pinautomaat en dat [verdachte] het vervolgens overneemt van aangever. Wie vervolgens daadwerkelijk het geld uit de geldsleuf van de pinautomaat heeft gepakt, wordt niet waargenomen door verbalisant. Uit de verklaring van [verdachte] kan dit onvoldoende worden opgemaakt. Gelet op het voorgaande houdt de rechtbank het ervoor dat het [verdachte] is geweest die uiteindelijk het geld uit de geldsleuf van de pinautomaat heeft genomen, hetgeen in lijn lijkt te zijn de hiervoor aangehaalde verklaring van aangever dat [verdachte] het van hem zou hebben overgenomen en twee keer geld heeft gepind. De rechtbank kwalificeert deze handelwijze als een diefstal zoals onder 2 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegd. De verdachte zal dan ook van het onder 2 eerste cumulatief/alternatief worden vrijgesproken.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met een ander de aangever in zijn woning heeft beroofd onder bedreiging met geweld, waaronder het dreigen met een mes, en dat zij de aangever daarna door bedreiging hebben gedwongen samen met hem te pinnen, en zo geld van zijn bankrekening hebben gehaald. Deze handelingen zijn tenlastegelegd als feit 1 en als feit 2, tweede cumulatief/alternatief. Deze feiten acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.