ECLI:NL:RBDHA:2019:9761

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2019
Publicatiedatum
16 september 2019
Zaaknummer
09/852059-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld in snackbar met alarmpistool

Op 8 juli 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 24 februari 2019 te Noordwijkerhout een poging tot diefstal met geweld heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1999 en nu gedetineerd in J.J.I. De Hunnerberg te Nijmegen, heeft zich met een bivakmuts over zijn hoofd in een snackbar begeven en een alarmpistool op de eigenaar en zijn vrouw gericht, terwijl hij om geld vroeg. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van poging tot diefstal met geweld. Tijdens de zittingen op 16 mei en 24 juni 2019 heeft de verdachte zijn schuld bekend, en de rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank heeft de verdachte als volledig toerekeningsvatbaar beschouwd, ondanks de complexe psychische aandoeningen die door deskundigen zijn vastgesteld. De verdachte heeft verklaard dat hij handelde uit wanhoop en als schreeuw om hulp. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals klinische opname en begeleiding door de reclassering.

De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van een tas van Louis Vuitton, die aan de verdachte toebehoorde en bij het feit betrokken was, bevolen. De uitspraak is gedaan in het openbaar en de rechtbank heeft de zaak zorgvuldig beoordeeld, waarbij de veiligheid van de slachtoffers en de noodzaak van behandeling voor de verdachte voorop stonden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer 09/852059-19
Datum uitspraak: 8 juli 2019
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft dit vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
[adres 1] ,
nu gedetineerd in J.J.I. De Hunnerberg, Nijmegen.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op de zittingen van 16 mei 2019 (PF) en 24 juni 2019 behandeld.
De officier van justitie in deze zaak is mr. C.C.E.T. Ceuninck van Capelle-Willems en de raadsman van de verdachte is mr. J.M. Jonkers.

2.De tenlastelegging

De officier van justitie verdenkt de verdachte er – verkort weergegeven - van dat hij op 24 februari 2019 te Noordwijkerhout met een bivakmuts over zijn hoofd [bedrijf] binnen is gegaan en vervolgens een alarmpistool op de aangeefster en haar man heeft gericht en om geld heeft geroepen. De officier van justitie heeft dit feit ten laste gelegd als een poging tot diefstal met geweld.
Het feit staat in de tenlastelegging in bijlage 1, die deel uitmaakt van dit vonnis.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte voor dit feit veroordeelt.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs. De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting bekend dit feit te hebben gepleegd.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De rechtbank is van oordeel dat met een opsomming van de bewijsmiddelen als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend. De verdachte heeft nadien niet anders verklaard en de raadsman van de verdachte heeft geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 24 februari 2019, inhoudende de verklaring van [aangever] (p. 20-23);
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 25 februari 2019, inhoudende de verklaring van [getuige] (p. 28-29);
- de bekennende verklaring van de verdachte zoals op de terechtzitting van 24 juni 2019 afgelegd.
Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het feit heeft gepleegd.
3.4
De bewezenverklaring
De bewezenverklaring staat in bijlage 2, die deel uitmaakt van dit vonnis.

4.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte toerekeningsvatbaar is.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de verdachte te beschouwen als niet toerekeningsvatbaar ten aanzien van het gepleegde feit, op grond van de complexe en ernstige psychische aandoening van de verdachte. De verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsman.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van de rapporten, opgesteld door [naam 1] (hierna: [naam 1] ), GZ- en Kinder- en Jeugdpsycholoog, van 27 mei 2019, en door [naam 2] (hierna: [naam 2] ), psychiater, van 28 mei 2019. Beide deskundigen hebben geconstateerd dat de verdachte een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens heeft in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, die ook ten tijde van het feit aanwezig was. Voorts blijkt uit de inhoud van deze rapporten dat de verdachte zowel bij de psychiater als bij de psycholoog niet over het feit heeft willen spreken en dat om die reden geen delict-analyse heeft plaatsgevonden. Hierdoor kon geen uitspraak worden gedaan over de mate waarin het feit aan de verdachte is toe te rekenen.
De rechtbank constateert dat de raadsman zijn stelling dat de verdachte niet toerekeningsvatbaar moet worden geacht, niet nader heeft onderbouwd. Zonder enige nadere onderbouwing ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van het advies van de deskundigen en zal de verdachte beschouwen als volledig toerekeningsvatbaar. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat de verdachte ter zitting duidelijk heeft verklaard over de aanloop naar dit feit en zijn handelen ten tijde van het feit. Hierbij heeft de verdachte de rechtbank enig inzicht gegeven hoe hij tot deze daad is gekomen. De verdachte heeft hierbij op de rechtbank een weloverwogen indruk gemaakt. Dat de verdachte met forse problematiek kampt doet aan het voorgaande niet af.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit te veroordelen tot een gevangenisstraf van 26 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een korte klinische opname bepleit, met aansluitend woonbegeleiding, om de verdachte te helpen zijn leven te structureren. Het is in het belang van de verdachte dat hij niet in zijn oude woonomgeving, te weten Leiden, Den Haag of Rotterdam, wordt geplaatst.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Om te bepalen welke straf en/of maatregel voor de verdachte gepast is, kijkt de rechtbank naar de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en naar de persoon van de verdachte.
De verdachte is met een bivakmuts over zijn hoofd [bedrijf] te Noordwijkerhout binnengegaan. Aldaar heeft hij een alarmpistool getoond en op de eigenaar gericht. Hij heeft het alarmpistool twee keer afgevuurd en geroepen om geld. Toen de aangeefster toch de kassalade weer dichtdeed in plaats van geld in de tas van de verdachte te doen zoals werd opgedragen, is de verdachte naar buiten gerend Zo is het bij een poging gebleven. Dit alles heeft zich voltrokken in het bijzijn van het 7-jarige zoontje van de eigenaren. Eenmaal buiten is de verdachte door de eigenaren herkend; hij bleek een klant van het eethuis. Kort na dit feit heeft de verdachte zichzelf bij de politie gemeld en het feit bekend. De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij dit feit heeft gepleegd uit wanhoop en als schreeuw om aandacht en hulp. Voorts heeft hij wisselende verklaringen afgelegd over de achtergrond van zijn daad. Hij zou kort voor het plegen van het feit een waas voor zijn ogen hebben gehad en onder druk hebben gestaan van criminelen, vanwege een schuld. De verdachte heeft hier desgevraagd op advies van zijn raadsman niet nader over willen verklaren. Wat hier ook van zij, voor de rechtbank staat op grond van het dossier en de verklaring van de verdachte ter zitting voldoende vast, dat de verdachte volgens een plan heeft gehandeld, zich voldoende bewust moet zijn geweest van het kwalijke van zijn handelen, en desondanks zijn plan heeft doorgezet. Een dergelijk feit is extreem beangstigend voor de slachtoffers, die met doodsangst te maken krijgen als zij met een wapen worden geconfronteerd. Dit zal zeker ook gelden voor het 7-jarige zoontje van de eigenaren. Zij zullen waarschijnlijk nog geruime tijd nadelige psychische gevolgen van het feit ondervinden. De rechtbank neemt de verdachte dit zeer kwalijk.
Uit een uittreksel Justitiële Documentatie van 18 april 2019 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een vergelijkbaar strafbaar feit.
Zoals hiervoor onder 5.3 overwogen, heeft de rechtbank kennis genomen van de inhoud van de rapporten van [naam 2] en [naam 1] voornoemd.
[naam 2] , psychiater, heeft naast de conclusies omtrent de bij de verdachte geconstateerde ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, geconcludeerd dat het risico op herhaling van gewelddadig gedrag matig hoog wordt ingeschat zonder begeleiding en behandeling, met name onder stress en spanning. Er zijn weinig beschermende factoren. De verdachte toont zich nu gemotiveerd voor hulp, maar of dat zo zal blijven zal in de toekomst moeten blijken. De verdachte dient begrensd te worden in zijn gedrag en adequate coping aan te leren. Voorts dient er aandacht te zijn voor resocialisatie en inbedding in de maatschappij op adequate en gezonde wijze, zodat hij niet in de verleiding komt om over grenzen te gaan en terug te vallen in mogelijk crimineel gedrag. Er wordt geen indicatie gezien voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. De verdachte maakt geen deel meer uit van een gezin en gezinsgerichte hulp is niet meer haalbaar. Pedagogische beïnvloeding is niet meer aan de orde. De verdachte is in staat geweest om te werken en wil dat ook graag weer. Er zijn geen contra-indicaties op het gebied van justitiële voorgeschiedenis en het feit dat de verdachte over het feit opschept in de JJI kan gezien worden als contra-indicatie voor het toepassen van het adolescentenstrafrecht. De psychiater vindt behandeling en begeleiding van de verdachte noodzakelijk om de kans op recidive te verkleinen. Hij adviseert als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf een klinische plaatsing in een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) voor de duur van zes maanden tot een jaar, gevolgd door een ambulant resocialisatietraject.
[naam 1] , psycholoog, merkt in haar rapportage op dat vanuit klinisch oogpunt de borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken de grootste risicofactor is. De verdachte heeft daardoor onvoldoende controle over zijn gedrag, affecten en impulsen. Bij ongewijzigde omstandigheden is sprake van een matig tot hoog risico op gewelddadig gedrag. De psycholoog komt eveneens na hantering van de zogeheten Wegingslijst adolescentenstrafrecht tot de conclusie dat het volwassenenstrafrecht passend is. Een pedagogische aanpak wordt niet wenselijk geacht. De psycholoog acht het op basis van haar bevindingen aangewezen om de verdachte te beschouwen en behandelen als een jongvolwassene.
De psycholoog adviseert ter verkleining van de kans op recidive en uit zorgoogpunt een klinische opname van een half jaar tot een jaar, gericht op de persoonlijkheidsproblematiek waarna een ambulant traject nodig is met mogelijk aansluitend woonbegeleiding, om de verdachte te helpen structuur in zijn leven te brengen. Dit zou binnen het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf kunnen worden opgelegd, met daaraan gekoppeld een reclasseringstoezicht.
De rechtbank heeft ook acht geslagen de rapporten van de Jeugdbescherming en Reclassering Leger des Heils van 20 en 21 juni 2019. Geadviseerd wordt om als bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf onder meer te bepalen een meldplicht, opname in een zorginstelling-klinische behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugsverbod en een alcoholverbod.
De verdachte is geaccepteerd voor de FPA Fivoor Den Haag en staat op de wachtlijst. Gezien die wachtlijst zal een overbrugging moeten plaatsvinden, waarbij ervan uitgegaan zal moeten worden dat de wachttijd op een plek bij FPA Fivoor Den Haag 2 à 3 maanden is. De bijzondere voorwaarde zou moeten inhouden dat de verdachte wordt verplicht om zich op basis van de door het NIFP- IFZ gegeven indicatiestelling te laten opnemen in FPA Fivoor locatie Den Haag of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ. Belangrijk is dat de verdachte aansluitend op de voorlopige hechtenis wordt opgenomen in de FPA.
De verdachte heeft zich op de zitting bereid en gemotiveerd getoond om aan de voorgestelde behandeling mee te werken.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies van de rapporteurs.
De rechtbank ziet in de bevindingen van rapporteurs onvoldoende reden om het adolescentenstrafrecht toe te passen, zoals door de raadsman ter zitting is verzocht. De rechtbank zal het strafrecht voor volwassenen toepassen. Bij de bepaling van de strafmaat en -modaliteit zal de rechtbank wel in aanmerking nemen dat de verdachte een jongvolwassene is, die duidelijk hulp nodig heeft bij zijn verdere ontwikkeling naar zelfstandigheid.
De rechtbank merkt voorts op dat de verdachte vrijwel direct na het feit zichzelf bij de politie heeft gemeld en actief aan het onderzoek heeft meegewerkt. Hij heeft ter zitting op de rechtbank een oprechte indruk gemaakt. Hij denkt aan de gevolgen die het feit voor de slachtoffers en voor zijn naasten heeft. Hij heeft hierdoor inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen en in de noodzaak van behandeling. De rechtbank is van oordeel dat de geadviseerde klinische opname moet plaatsvinden en dat het in het belang van de verdachte en de maatschappij is, dat met de aanvang daarvan niet te lang wordt gewacht.
De rechtbank komt, rekening houdend met het voorgaande, tot het oordeel dat een gevangenisstraf van kortere duur dan door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden is. Daarbij houdt de rechtbank nadrukkelijk rekening met de noodzaak van de bijzondere voorwaarde van klinische opname van de verdachte, hetgeen eveneens een inperking van de vrijheid van de verdachte met zich brengt. Voorts ziet de rechtbank voldoende reden voor het opleggen van de geadviseerde en gevorderde meldplicht bij de volwassenenreclassering van het Leger des Heils, het meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugsverbod en een alcoholverbod.
De rechtbank ziet onvoldoende reden om tevens in aansluiting op de klinische opname een locatiegebod en elektronisch toezicht op te leggen. De verdachte zal eerst geruime tijd in zijn vrijheid worden beperkt en de noodzaak van genoemd verbod en toezicht is de rechtbank onvoldoende gebleken. Voorts is het meewerken aan schuldhulpverlening al aan de orde en het meewerken aan dagbesteding is thans een te onbestemde voorwaarde om vast te stellen.
De rechtbank ziet wel aanleiding om als bijzondere voorwaarden op te leggen een contactverbod met de slachtoffers behoudens bemiddeling onder regie van de reclassering of de politie, en een lokatieverbod in die zin dat het de verdachte wordt verboden in een straal van 150 meter van [bedrijf] te komen gedurende de proeftijd.
De rechtbank zal bepalen dat de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, nu ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de verdachte weer een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

Op de beslaglijst staan 5 voorwerpen:
1. tas Louis Vuitton;
2. bivakmuts zwart;
3. wapen zwart FB Record;
4. wapen, zwart 13FO 2234;
5. wapen, zwart. Heckler & Koch, Mp 7 a1, 14 Fo 2959, met magazijn, airsoftwapen.
De verdachte heeft op de zitting afstand gedaan van de voorwerpen op de beslaglijst genoemd onder 2 tot en met 5.
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring verzocht van de tas genoemd onder 1.
De verdachte heeft teruggave verzocht van de tas genoemd onder 1.
De rechtbank overweegt dat de tas dient te worden verbeurdverklaard, nu deze aan de verdachte toebehoort en het feit mede met behulp van deze tas is begaan.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 33, 33a, 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht,
zoals ze golden op het moment dat het feit gepleegd werd.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het feit heeft gepleegd.
De wettelijke kwalificatie van het feit is:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
verklaart het feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden
bepaalt dat de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht hiervan af getrokken moet worden, tenzij dat al bij een andere straf is gedaan;
bepaalt dat
4 maandenniet ten uitvoer zullen worden gelegd als de veroordeelde zich tot het einde van de proeftijd, die
2 jaaris, houdt aan de volgende voorwaarden:
- dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- dat hij voor het vaststellen van zijn identiteit zal meewerken aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs (artikel 1 Wet op de identificatieplicht) zal laten inzien;
- dat hij zal meewerken aan het reclasseringstoezicht door Leger des Heils Reclassering en aan huisbezoeken;
- dat hij zich zal melden bij Leger des Heils Reclassering op momenten waarop zij dat wil en zolang zij dat wil;
- dat hij zal meewerken aan klinische opname op basis van de door het NIFP- IFZ gegeven indicatiestelling, in FPA Fivoor locatie Den Haag of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, voor de duur van maximaal 12 maanden of zoveel korter als de FPA in samenspraak met de reclassering nodig acht als de veroordeelde goed in behandeling is en klaar is voor verdere resocialisatie in overleg met de reclassering;
- dat hij aansluitend op de klinische opname zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich aldaar zal houden aan de regels;
- dat hij zich zal onthouden van het gebruik van verdovende middelen/alcohol en in dat kader zal meewerken aan urine- en/of ademonderzoek;
- dat hij op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers [aangever] en [getuige] , behoudens bemiddeling onder regie van de reclassering of van de politie;
- dat hij zich niet zal bevinden in een straal van 150 meter rond de plaats waar het feit is gepleegd, te weten [bedrijf] , [adres 2] te Noordwijkerhout;
met opdracht aan Leger des Heils Reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en om de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
verklaart verbeurd het volgens de beslaglijst onder 1. inbeslaggenomen goed, te weten tas Louis Vuitton.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C. Bruining, rechter, voorzitter,
mr. J.E.M.G. van Wezel, rechter,
en mr. M.F.M. de Groot, rechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juli 2019.
mr. De Groot is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlagen:
1) tenlastelegging
2) bewezenverklaring
Bijlage 1): tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 24 februari 2019 te Noordwijkerhout, gemeente Noordwijk,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [aangever] en/of [getuige] ,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te
doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever] en/of [getuige]
, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met een bivakmuts over zijn, verdachtes, hoofd getrokken, althans met
gezichtsbedekking, de snackbar van voornoemde [aangever] en/of [getuige] is
binnengegaan en/of
- ( vervolgens) een alarmpistool, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, heeft getrokken en/of
- ( vervolgens) dit alarmpistool, althans dit op een vuurwapen gelijkende
voorwerp, op voornoemde [aangever] en/of [getuige] heeft gericht en/of gericht heeft
gehouden en/of (hierbij) de woorden "geef mij het geld, doe de kassa open"
en/of "geld geld, geef mij het geld", althans woorden van gelijke aard en/of
strekking tegen die [aangever] en/of [getuige] heeft geroepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bijlage 2): bewezenverklaring
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op 24 februari 2019 te Noordwijkerhout, gemeente Noordwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag,
toebehorendaan [aangever] en/of [getuige] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen [aangever] en/of [getuige] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
- met een bivakmuts over zijn hoofd getrokken, de snackbar van voornoemde [aangever] en [getuige] is binnengegaan en
- vervolgens een alarmpistool heeft getrokken en
- vervolgens dit alarmpistool op voornoemde [getuige] heeft gericht en gericht heeft gehouden en (hierbij) de woorden "geef mij het geld, doe de kassa open" en “geld geld, geef mij het geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking tegen die [aangever] en/of [getuige] heeft geroepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van de politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2019051754, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 122.