3.3De beoordeling van de tenlastelegging.
De verdachte heeft ter zitting bekend de diefstallen, tenlastegelegd onder feit 1 tot en met feit 7, te hebben gepleegd.
De rechtbank zal hierna volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, eventueel aangevuld met een overweging omtrent het bewijs.
De rechtbank heeft bij de beoordeling de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
- de verklaring van de verdachte, afgelegd op de zitting van 24 juni 2019;
- de aangifte door [naam 1] namens Wonen Midden-Delfland;
- de verklaring van [getuige] .
De rechtbank overweegt dat in de aangifte wordt gemeld dat er verse breeksporen op de deur van de woning zitten, zodat ook de braak bij de diefstal wettig en overtuigend bewezen wordt geacht. Dat de verdachte het feit in vereniging pleegde, volgt behalve uit de verklaring van de getuige ook uit zijn opmerking op de zitting dat een mededader de deur forceerde.
- de verklaring van de verdachte, afgelegd op de zitting van 24 juni 2019;
- de aangifte door [naam 2] .
Dat de verdachte het feit in vereniging pleegde, volgt uit zijn verklaring op de zitting, waarin hij bij de beschrijving van de toedracht van het feit sprak over ‘wij’, ‘ons’ en ‘een van de medeverdachten’.
- de verklaring van de verdachte, afgelegd op de zitting van 24 juni 2019;
- de aangifte door [naam 3] ;
- het proces verbaal van bevindingen over de aanvullende verklaring door de aangever, dat ook een koperen vaas is weggenomen;
- het proces verbaal van bevindingen en de daarop volgende prints van whatsapp-gesprekken tussen de verdachte en een medeverdachte, waaruit blijkt dat de pleegdatum 7 of 8 december 2018 is geweest;
- de uitwerking van de opname van een OVC gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 1] .
Dat de verdachte dit feit in vereniging pleegde, acht de rechtbank bewezen op grond van verdachtes verklaring op de zitting dat hij meedeed zonder te weten wat de opbrengst van de inbraak zou zijn en opgenomen vertrouwelijke communicatie, waarin de verdachte zegt dat een van de zaken die hij heeft bekend, die met de kroonluchters met [medeverdachte 2] is. De rechtbank overweegt dat in de aangifte wordt gemeld dat er schade aan het sluitwerk van het bovenlichtje is ontstaan, zodat ook de braak bij de diefstal wettig en overtuigend bewezen wordt geacht.
- de verklaring van de verdachte, afgelegd op de zitting van 24 juni 2019;
- de aangifte door [naam 4] en de aanvullende verklaring van de aangeefster;
- het proces-verbaal sporenonderzoek van een rietje van een drinkverpakking;
- het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), betreffende sporenmateriaal op een rietje;
- het rapport van het NFI, van de match van het DNA op het rietje met dat van [medeverdachte 3] .
- de verklaring van de verdachte, afgelegd op de zitting van 24 juni 2019;
- de aangifte door J [naam 5] ;
- de print van een whatsapp-gesprek van de verdachte met een medeverdachte, over onder meer ‘zo een microscoop’.
Dat de verdachte dit feit in vereniging pleegde, acht de rechtbank bewezen op grond van de verklaring van de verdachte dat hij erbij was toen een ander de achterdeur van de woning openbrak.
- de verklaring van de verdachte, afgelegd op de zitting van 24 juni 2019;
- de aangifte en aanvullende aangifte door [naam 6] namens [naam 7] en het proces verbaal van bevindingen;
- de verklaring van de verdachte, afgelegd op de zitting van 24 juni 2019;
- de aangifte door [naam 8] ;
- het proces-verbaal van bevindingen over een whatsapp-gesprek van de verdachte met een ander.
Dat de verdachte dit feit in vereniging pleegde, acht de rechtbank bewezen op grond van de verklaring van de verdachte dat hij wel merkte welke goederen de ander meenam, en de inhoud van een whatsapp-gesprek waarin de verdachte schrijft “we” hadden de spullen verstopt.
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 7 acht de rechtbank bewezen dat deze gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd werden gepleegd, op grond van de verklaring van de verdachte op de zitting dat hij de inbraken altijd ’s nachts pleegde.
Feit 8
De verdachte heeft op de zitting bekend dat hij goederen die hij had gestolen, heeft witgewassen.Zijn raadsman heeft opgemerkt dat alleen het witwassen van de JBL-geluidsbox bewezen kan worden verklaard. Deze is op 25 oktober 2018 buitgemaakt bij de diefstal, die hiervoor bij feit 7 bewezen is geacht.
De aangever van feit 2 heeft aan de politie gemeld dat hij een deel van de buitgemaakte goederen heeft teruggekocht. In het onderzoek is een whatsapp-gesprek tussen de verdachte en een medeverdachte beschreven, waaruit blijkt dat zij bezig zijn met de verkoop van de buit van deze inbraak.
Na de aanhouding van [medeverdachte 2] werden bij een huiszoeking in de kelderbox bij diens woning en in een opslagruimte goederen gevonden die buitgemaakt waren bij feit 3, dat hiervoor bewezen is geacht.
Daarmee staat vast dat de verdachte deze goederen heeft overgedragen en zich aan witwassen heeft schuldig gemaakt.
Bij de woninginbraak die onder feit 7 is tenlastegelegd en bewezen geacht, zijn goederen buitgemaakt, waaronder een geluidsbox, merk JBL, en een GoPro camera. In de middag van 25 oktober 2018 heeft de verdachte een JBL-box aangeboden aan een persoon, die in zijn telefoon staat onder de [naam 9] .
Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan feit 8 heeft schuldig gemaakt, met gedeeltelijke vrijspraak, te weten voor het witwassen van de overige daarin genoemde goederen en voor wat betreft de periode van 1 tot 25 oktober 2018. Ook het deel van het tenlastegelegde dat doelt op “gewoonte-witwassen” is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Feit 9
De verdachte had bij zijn aanhouding op 12 december 2018 18,7 gram cannabis bij zich.
Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 3 van de Opiumwet, zoals onder feit 9 is tenlastegelegd.