ECLI:NL:RBDHA:2019:9735
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Recht op arbeidskorting bij IVA-uitkering en het vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA-uitkering) ontving, en de inspecteur van de Belastingdienst. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016, waarbij hij een arbeidskorting had geclaimd op basis van zijn IVA-uitkering. De Belastingdienst had echter de IVA-uitkering aangemerkt als inkomsten uit vroegere arbeid en geen arbeidskorting toegekend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in 2016 een IVA-uitkering van € 25.938 heeft ontvangen en dat deze uitkering volgens de wet als loon uit vroegere dienstbetrekking wordt beschouwd. Hierdoor heeft de eiser geen recht op de arbeidskorting, die alleen geldt voor belastingplichtigen die met tegenwoordige arbeid inkomsten genereren. De rechtbank heeft ook het beroep van de eiser op het vertrouwensbeginsel verworpen, omdat de Belastingdienst niet gebonden is aan mogelijke uitlatingen van medewerkers die de aangifte van de eiser hebben ingevuld.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en de Belastingdienst opgedragen het door de eiser betaalde griffierecht van € 47 te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.